© Laurentii.be Genealogie Laurentii Numquam solus incedes Inhoud Voetnoten 1 Een andere theorie houdt het
er op dat het om een gemuteerd varkensvirus uit China ging, dat via Chinese
spoorwegarbeiders in de V.S. belandde. 2 In Duitsland werd de griep aanvankelijk als “Vlaamse griep”
bestempeld. Dat had alles te maken met het Ijzerfront.
In Brazilië werden in 1918 ook voetbalwedstrijden zonder publiek gespeeld. De
Brazilianen spraken overigens van de “Duitse griep”, en de Senegalizen over de “Braziliaanse griep”. De
Amerikaanse president deed zowaar een poging om de griep als “Europees”
te duiden, terwijl de meeste wereldburgers met “Chinees” eerder in de
richting van China kijken. Merkwaardig, die behoefte om met een
beschuldigende vinger naar een bepaalde bevolkingsgroep te willen wijzen (…). 3 A.M De Jong in “Frank van Wezels roemruchte jaren”, 1928. Wel
effectief bleek openlucht therapie in Amerikaanse kampen: zonlicht en frisse
buitenlucht tijdens de zomer. Net zoals men vermoedt bij Covid-19, leek het
Spaanse griep virus geen buitentemperaturen boven de 27-30°C te overleven. 4 Onder meer onderzoek in Canada (National Microbiology
Laboratory) in 2006. 5 Zie ook verhaal uit 1739. 6 Zie ook verhaal uit 1780. 7 Zie ook verhaal uit 1849. 8 Zie ook verhaal uit 1859. 9 13 maart 2020 © bewerking omroepbrief Brugge, 1918 (origineel onder Public Domain)
– bewerking prent ‘dysenterie’ uit private
collective (origineel onder
Public Domain) – Louis Pasteur, fragment uit het schilderij van A. Edelfeldt,
1885 (origineel onder
Public Domain – bron Musée
d’Orsay/Wikipedia) – gravure “Doktor Schnabel von Rom”, Paul Fürst, 1656 onder Public Domain
(bron: Wikimedia). |
|
Blog - 1, 2, 3 Corona!
1918
– De Spaanse Griep De “Spaanse Griep” was een
wereldwijde epidemie (pandemie) uit de jaren 1918-1920 die volgens
schattingen tussen de 20 tot 100 miljoen levens eiste. De mortaliteit van dit
H1N1 virus overtrof ruimschoots het dodental van de “Groote Oorlog”
tussen 1914-1918.
De “Spaanse” griep ontstond naar alle
waarschijnlijkheid in Haskell County in Kansas in de V.S.1. Het virus verspreidde zich via de
opleidingskampen en de troepentransporten naar Europa. Omdat er in Spanje
voor het eerst over werd bericht, kreeg het de bijnaam “Spaanse
griep” 2.
Spanje was een neutraal land tijdens de Eerste Wereldoorlog, en er was geen
oorlogscensuur. Hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn,
extreme vermoeidheid en flauwtes waren gekende symptomen. De gewone griep
trof doorgaans kinderen en bejaarden het hardst, en de laatste groep was altijd
al het meest kwetsbaar. Dat was anders met deze “Spaanse” griepvariant. De
hoogste mortaliteit trof de leeftijdsgroep van 14 tot 21-jarigen. De ziekte
sloeg snel over naar andere legers en vriend noch vijand bleef gespaard. Toen
de oorlog in Europa in november 1918 eindigde, verspreidde het virus zich
makkelijk via de massabijeenkomsten waarin het einde van de “Wereldbrand”
werd gevierd. Zo’n 20% van de wereldbevolking zou besmet raken, niet alleen
in Europa en Amerika. Ook in Australië, Rusland en India vielen miljoenen
slachtoffers. Er waren weinig of geen afdoende remedies, al
deden ook “fake news”
verhalen de ronde dat alcoholhoudende dranken als jenever leken te helpen3. Later onderzoek zou aantonen dat de
dodelijkheid van het virus vooral te wijten was aan de hevige
immuniteitsreactie van het lichaam, via beschadiging van longweefsel. Dat
ligt ook in de lijn van bevindingen met recentere virus varianten zoals de
H5N1 of “Aziatische griep” in 2007. Een gewone griep verspreidt zich eerder gelijkmatig
onder de bevolking, terwijl de Spaanse griep zich, net als Covid-19, eerder
in clusters verspreidt. Eigenlijk betekent dat ook dat de laatste
griepvarianten beter in te dijken zijn, net zoals dat bij SARS en MERS het
geval was. Dat men daar bij de aanvang van Covid-19, - net zoals bij de
Spaanse griep - niet goed in geslaagd
is, heeft veel te maken met de onterechte aanname dat het om een “gewone”
griep ging, én de censuur – oorlogscensuur in 1918 en de aanvankelijke
doofpotoperatie eind 2019 in China. 70.000 jaar geleden: van
jager-verzamelaars naar landbouwgemeenschappen Epidemieën gaan hand in hand met de manier waarop
mensen samen wonen. Het ontstaan van landbouwgemeenschappen, en stedelijk
gaan wonen, werkte de verspreiding van ziektes met epidemisch karakter in de
hand. Daar zijn verschillende redenen voor: men woonde dichter op elkaar in
een vaste woonkern, de voeding werd éénzijdiger en minder gevarieerd, er
werden meer kinderen geboren, en landbouw leidde tot meer georganiseerde
grondbezetting. Bij jager-verzamelaars zag het er allemaal anders uit:
kleinere gemeenschappen, een meer gevarieerde voeding, natuurlijke barrières
als ondoordringbare wouden, er werden gemiddeld maar om de zoveel jaren
kinderen geboren – want men verplaatste zich vaker. De leefwereld van de mens
veranderde ingrijpend toen men voor vaste woonplaatsen begon te kiezen en de
natuur meer en meer naar z’n hand zette (ontbossing, uitsterven dier- en
plantensoorten, monoculturen en eenzijdiger voeding, bevolkingsexplosie,…). Er zijn nog heel wat andere redenen te bedenken hoe
ingrijpend de overgang was: het ontstaan van een leidende klasse, van legers,
steeds grootschaliger oorlogen, de nood aan grootschaliger
voedselvoorzieningen naarmate de bevolking uitbreidde en er ‘niet-voedsel-producerende’ sociale klassen ontstonden, om er maar
enkele te noemen. Ook dit is geen zwart/wit plaatje: de technische evolutie
door specialisatie, de industrialisatie, de professionalisering van de
medische wetenschap hebben ook hun merites. Uiteindelijk leidde het ‘setllen’
ook tot een heel andere sociale cultuur, waarin familie en clan
‘solidariteit’ plaats ruimden voor een door een kerk of een ‘overheid’
georganiseerde sociale zorg. |
|
1833-1866 –
Cholera In de 19e eeuw braken in
Europa verschillende grote cholera-epidemieën uit. Cholera is een
infectieziekte veroorzaakt door een bacterie die zich via besmet water
verspreidt. Kenmerken zijn op de eerste plaats braken, heftige diarree en
uitdroging. In de 19e eeuw was er nog geen degelijke behandeling en het
sterftecijfer was dan ook erg hoog (ruim 50% van wie geïnfecteerd raakte).
Men vergeleek de zogenaamde “blauwe dood” - door de ziekte kreeg de
huid immers een vreemde blauwe kleur - met de zwarte dood (pest) van
de voorgaande eeuwen. Onder meer in Leuven vond in de jaren 1833, 1849 en 1866 een cholera-epidemie plaats die een duizend slachtoffers telde. Het kwalijkste jaar was 1849, met 577 doden,
vooral in de armere, druk bevolkte wijken rondom de Voer - in de zomer was
die een open riool -7. Ook kleine gemeenten bleven niet gespaard van
deze ziekte8.
1740 -
Dysenterie Pastoor Paqué uit Perk beschreef het jaar 1740 als een rampzalig
jaar: "O jaer veertigh, Jaer veertigh, Hoe
hert syt ghy en speetigh". Het was echter niet enkel dat jaar
dat moeilijk was voor de plaatselijke bevolking. De oogst van het jaar
voordien was mislukt en de winter die er op volgde was bijzonder streng
geweest. De wintergewassen bevroren en honderden dieren stierven van de kou.
De zomer van 1740 had wat beterschap gebracht, maar het bleef moeilijk. De
noten aan de bomen bevroren toen het in oktober drie dagen na elkaar vroor.
's Nachts roofden hongerige mensen de aren op het veld. In september 1741
brak onder de verzwakte bevolking dysenterie uit. Arm noch rijk werden
ontzien, en zeker de kinderen niet. Te Hombeek waren er in september en
oktober 1741, liefst 104 overlijdens5. Dysenterie was een
regelmatig voorkomende dodelijke aandoening. De ziekte kon plots opkomen en
gepaard gaan met koorts, koude rillingen, buikpijn, pijnlijke ontlasting,
misselijkheid met bloed en braken. Voor
genezing waren families vooral op zichzelf aangewezen indien men het zich
niet kon veroorloven naar een hospitaal of ander verblijf te gaan. Daarom
maakte de ziekte vaak meerdere slachtoffers binnen dezelfde woonst en binnen
een familie.
In de 21e eeuw wordt
dysenterie veelal omschreven als een uitheemse, tropische ziekte. Ook verder
in de 18e eeuw vinden we nog getuigenissen van hoge
(kinder-)sterfte in gezinnen6. Vanaf de 14e tot de 19e eeuw:
de pest in onze contreien De pest was een infectieziekte die een epidemisch en
soms een pandemisch karakter kreeg en bij vlagen tot grote aantallen
slachtoffers leidde. De pestbacil of “Yersinia pestis” veroorzaakt de
pest, waarvan de bekendste varianten de builenpest en de longpest zijn. Een
gangbare naam was de “Zwarte dood”. In het midden van de 14e
eeuw zouden naar schatting tientallen miljoenen Europeanen, toen een derde
van de bevolking, eraan zijn gestorven. Het is een voorbeeld van een ziekte
die van dieren op mensen wordt overgedragen, veelal door vlooien bij de
builenpest, en bij de longpest wordt deze ook van mens tot mens overgedragen
door hoesten en niezen. De pest kan overigens ook voorkomen bij honden en
katten volgens recent onderzoek. Symptonen van de pest werden ook al eeuwen geleden
beschreven: koorts, spierpijn, hoofdpijn en een gevoel van vermoeidheid. Een
zwelling van de lymfeklieren en verettering kunnen een verhoogd hartritme
veroorzaken, waardoor slachtoffers agitatie en een delirium konden doormaken.
Uit recente studies weet men dat zonder behandeling
de sterfte bij builenpest tot 60% kan oplopen bij wie geïnfecteerd raakte, en
dat binnen de zeven dagen. Ook longpest had een hoog sterftecijfer. Zonder
behandeling was de ziekte binnen de 48 uur meestal fataal. Bij pestsepsis
traden paarse, zwartachtige, vlekken op – dan is de bloedbaan geïnfecteerd –
en daar kwam de naam “zwarte dood” vandaan. Wanneer dit optrad, was de ziekte
binnen een etmaal fataal zonder behandeling. Bij een lichte variant kon de
ziekte zonder behandeling spontaan genezen binnen de week, en bovendien was
het slachtoffer dan vaak immuun tegen de ziekte geworden. Deze vormen van pest kunnen vandaag de dag in
principe succesvol worden behandeld met antibiotica. Het
afzonderen van zieken, bijvoorbeeld in pesthuizen, en het verbranden van
besmette goederen, waren de voornaamste maatregels die men trof. De ziekte komt nog steeds voor onder zwarte en
bruine ratten, en enkele vatbare andere knaagdieren. Besmetting vanp mensen komt nog eerder zelden voor, vooral in het
zuiden van Afrika of in dunbevolkte gebieden in Azië. Recente pestepidemieën
van een zekere omvang waren er nog in het zuidoosten van Rusland in 1920, in
Brazilië in 1936, in Marokko in 1940, in Saigon in 1943, en in Peru in 1946. Er waren uiteraard nog andere ziekten die een
epidemisch karakter konden aannemen. Denken we hierbij maar aan de pokken, mazelen, tyfus, difterie, lepra en noma.
|
||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|