© Laurentii.be Genealogie Laurentii Numquam solus incedes Inhoud Voetnoten 1 Zie
ook gezinsreconstructies Lauwens/Lauwers te
Mechelen tot 1700. 2 Enkele
opmerkelijke namen waren Joan Kennedy (“Kenedi”),
de vrouw van een Engelse soldaat in het regiment van Fitzpatrick die overleed
in augustus 1693, Francis Cruise (“Krues”),
een Engelse soldaat die overleed in december 1695. Andere namen als Reily, Hague, Walther, Piper, Leeson,
Crom, Leary, Walker, Westing,
Donnay, Hayman, Rogers,
Melvin, … kregen een Nederlandstalig klanknabootsende beschrijving mee. 3 Het is vermoedelijk een
verwijzing naar “Rode Molen” die zich aan de Lierse
steenweg bevond. 4 Destijds een
houten valbrug die schepen de toegang tot de stad kon verhinderen aan de
Waterpoort. 5 Een verwante,
Lucia Thys, was in augustus 1544 te Mechelen Sint-Jan gehuwd met Antoon
Lauwers en Jacques Thys huwde op 28 januari 1575 te
Mechelen Sint-Rombout met Barbara Lauwers - Zie ook gezinsreconstructies
Lauwens/Lauwers te Mechelen. 6 Meer over deze
familie in een verhaal van 1662. 7 Bron: “Historie
der Martelaren” van Adrianus Haemstedius, 1655. 8 Zie o.m. “Vijf
eeuwen stedelijk strafrecht”, L.-T. Maes, “De Schandstraffen in het
wereldlijk strafrecht in de Zuidelijke Nederlanden” van P. De Win, “Gruwelgids
voor Oud-Mechelen. Vijfhonderd jaar stedelijkse
rechtspraak”, M. Kocken. Dieven werden in sommige steden
een oor afgesneden, en in Mechelen werd in 1438 nog een vrouw beticht van
diefstal enkel omdat zij een oor miste. Wie twee oren miste, werd veroordeeld
tot de galg bij een derde misdrijf (…). Verminking van de tong kwam ook in Mechelen
voor als straf in de 16e eeuw bij godslastering. Vrouwen die
tijdens een verbanning terugkeerden naar de stad konden in de Dijlestad in de 15e eeuw een oog verliezen en
landlopers of bedelaars werden kaal geschoren in de 16e eeuw (in
Antwerpen en Gent werd het haar “afgebrand”). Ook publieke afranseling met een roede of
zweep behoorde tot de strafmaatregelen, evenals publiekelijk ten schande
worden gesteld met een strop op een ladder of dagenlang in een mand (ook “schupstoel” genoemd) worden gehangen (Mechelen). Die
“schupstoel” werd in Mechelen aan de Grote Markt al
vermeld tussen 1277 en 1281. In Mechelen is er voor het eerst melding van een
beul in een cijnsrol van het Onze-Lieve-Vrouwgasthuis in 1220 en in 1536
stond een Mechelse beul (“pendeur”, “stocker”) terecht voor brandstichting. De
strafuitvoering vond publiekelijk plaats op het “schavot” op de Grote
Markt. Gruwelijke straffen zijn niet het alleenrecht van de religieuze
fundamentalisten in de 20e eeuw (…). Ze bestonden in onze
contreien ook in de middeleeuwen. 9 zie ook blog “Op-de-Beeck en
“Over-de-beeck” in de drie
Wavers Bronnen: o.m.: Rijksarchief
België, eigen stamboomonderzoek,
De Ware Vrienden van het Archief, bewerking Parochieregisters Mechelen 1303-1796, 2007-2021. © Afbeelding
Belfort Mechelen uit
private collectie, 2020 – Mechels loodzegel, 16e eeuw,
origineel onder Publiek Domein (. (Bron: J. Van der Auwera en F. Van der Jeught, “De identificatie van Mechelse lakenloodjes”, 2008). – © Foto’s stadszichten
Mechelen en gedenkkaarsen Scherpenheuvel,
2020, laurentii.be. |
|
Blog - 16e-17e eeuw – Verdachte overlijdens en Criminaliteit in Mechelen
Verdachte
overlijdens en criminaliteit in Mechelen ·
In 1390 werd de valsemunter Willem
Vanders, afkomstig uit Namen, veroordeeld tot een
gruwelijke straf: levend gekookt worden. Die straf voor valsmunters was
eerder zeldzaam in Mechelen en kwam eerder voor in steden als Antwerpen, Gent
en Brussel en er zijn ook meldingen uit steden als Vilvoorde, Aarschot en
Tienen8. ·
Aart Verbeke werd doodgeschoten
in oktober 1521 te Mechelen Sint-Rombout. Hij woonde in de Schipstraat. ·
Tussen 1537 en 1556 werden in
Mechelen zes vrouwen en één man terechtgesteld door middel van verdrinking.
Dit gebeurde in een ton of kuip. Er is ook één geval bekend van
terechtstelling door levend begraven te worden, een straf waarmee dievegges
vaak werden bedreigd maar die zelden werd uitgevoerd. Ook ophanging was een
strafmaat. Mechelen had een galgenveld, de zgn. “Rommekensberg”,
dat zich in de late middeleeuwen op Bruinekruis,
tussen Battel en Walem bevond. Tussen 1392 en 1691
werden zeven vrouwen opgehangen. In de 14e en 15e eeuw
werd de brandstapel acht keer aangesproken, in de 16e eeuw zelfs
33 keer. Nog een gruwelijk levenseinde gebeurde door middel van radbraken als
straf. Dit kwam in Mechelen tussen 1378 en 1419, 23 keer voor, en tussen 1562
en 1570 werd de straf opnieuw ingevoerd8. “Vierendelen” als straf kwam in Mechelen niet voor. ·
In 1538 belandde Jan Thijs op de
brandstapel op de Grote Markt in Mechelen na een proces omdat hij het
protestantse geloof aanhield. Het ouderlijk gezin Thijs woonde in de
Sint-Katelijne parochie in Mechelen. ·
Op 23 december 1555 kwamen de
broers Frans en Nicolaas Thys5 om op de brandstapel op de Grote Markt7. Zij
werden veroordeeld omdat zij het Lutherse geloof aanhielden. Na hun
overlijden worden hun assen uitgestrooid in de Binnen-Dijle. In 1538 was de
oudste broer Jan om dezelfde redenen al tot de brandstapel veroordeeld
geweest, en het gezin was toen naar Engeland gevlucht. Frans en Nicolaas
waren na enkele jaren teruggekeerd naar de Dijlestad.
De ouders, Andreas en Catharina, zouden in Engeland blijven. Het vonnis werd
uitgevoerd door schout Willem de Clerq, ridder en
heer van Bouvekercke6 na een proces dat al in oktober was begonnen en inquisiteurs van de
katholieke universiteit onder leiding van Ruart
Tapper van Enkhuizen hadden de veroordeling uitgesproken. De ‘gemeente’
(protestantse parochie) waartoe de broers behoorden, zou pas in 1567 in
Mechelen worden verboden en tussen augustus en oktober 1572 en tussen april
1580, na de Engelse Furie, en juli 1585 was er zelfs even een protestants bestuur. ·
Andries Van Loven werd in
november 1566 doodgesmeten “metten molen roijen”3. Hij was van Mechelen Sint-Jan. ·
Anna Van Heyst
was “dood van haar bed gevallen” in september 1571. Dat is op z’n
minst een verdachte omstandigheid (…). ·
Anneken Rijmenants
werd in augustus 1597 gekwetst door een musket op de grote kermis. Zij
overleed aan haar verwondingen. ·
Antoon, de klokkenluider van
Sint-Jan, viel uit het klokgat tijdens het luiden
voor het lof in juli 1550. Hij was “wel bij de dranck
wesende”, zeg maar dronken. ·
Antoon Op de Beeck verdronk in
juli 1599 buiten het winket4. Hij was een zoon van Adam Op de Beeck, afkomstig van
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle9. ·
Augustijn Van Roy was een jonge
gezel die werd doodgestoken in april 1574. Hij was afkomstig van Sint-Rombout. ·
Een naamgenoot uit
Onze-Lieve-Vrouw van Hanswijk was gewond door Jan Goyers
in augustus 1590 en overleed aan zijn verwondingen. ·
Babtista Van de Hoeve werd doodgestoken
in november 1559. Zij was van Sint-Rombout. ·
Katrien Smeijers werd op 14
september 1550 dood gevonden op de Heilig-Kruisdag. Zij was van Mechelen
Sint-Jan. ·
Katelijne Baecx
werd in april 1598 “haestelijck verrast
van de doot”. Zij was van Mechelen
Sint-Rombout, en woonde met haar man Peter Lijbosch
in de Moriaan. ·
Klaas Cools was een jonge gezel,
doodgestoken op 28 september 1572. Hij was van Mechelen Sint-Jan. ·
Clara van Schellen overleed in
november 1595 te Mechelen Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Haar man was in
Rumst door de geuzen vermoord. ·
Koen Spruyt
verdronk onderweg naar Battel in juli 1558. Hij was
van Mechelen Sint-Rombout. ·
Een niet nader genoemde Corneel
werd in september 1576 doodgestoken “bij de schoenegeerders”. ·
Dominiek Stevens werd in februari 1567
doodgestoken. Hij was van Sint-Jan en werd begraven te Sint-Rombout. ·
Op 18 mei 1600 kwam Katelijne Van
Hove om op de brandstapel op de Grote Markt van Mechelen. Zij was veroordeeld
wegens hekserij en was gehuwd met Peter Caluwaerts. ·
Adriaan Diddens
was met een singel (buikriem van een paard) van de smeden geraakt aan
zijn hoofd en stierf aan de gevolgen in november 1608. Hij was van
Sint-Rombout. ·
Agneta Jacomijns verdronk in
augustus 1605 op een “onmenselijcken” manier
in de Schepstraat. Zij was van Mechelen Sint-Rombout. ·
Andries Suetens
werd gekwetst door een beenhouwer en overleed aan de gevolgen op 21 november
1603. Hij was van de Blaewhontstraet in
de parochie Sint-Rombout. ·
Anneken Thomas was “subietelijck”,
plots, gestorven en uit bed gevallen op 28 maart 1603 te Sint-Rombout. ·
Antoon, opperknaap bij de metsers,
was om 9 uur gaan baden in juli 1604 en was verdwenen tussen de Fonteinbrug
en de Grote brug. ·
Bonaventuur Van
Hamme overleed in januari 1600 in verdachte omstandigheden: “’t zaterdags
was hij noch op de straet en de ’t sondachs een lijck.” ·
Corneel Frans was nabij Sluis
beschoten. Hij overleed drie weken later in het Spaeschgasthuis
in juli 1605. Hij was van Sint-Rombout. ·
Digna Tubacx
werd dood gevonden op haar bed na twee dagen op 3 februari 1606 te
Sint-Rombout. De omstandigheden waren onduidelijk. ·
Frans Persoons overleed in
november 1606 van de droogte. Hij woonde in de Begijnenstraat en werd
begraven op het kerkhof van de minderbroeders. ·
Hans, een pottenbakker van Kortijk, werd doodgestoken op de markt in januari 1603. ·
Hans Deens was op het Groot Begijnhof
gevallen en aan de verwondingen overleden in februari 1605. Hij woonde in de
Kapelstraat te Sint-Rombout. ·
Jan de Merode
was een jonge man die in zijn been werd geschoten en daaraan was gestorven.
Hij werd begraven in Gelder, maar kreeg in november 1606 een uitvaart in
Sint-Rombout. ·
Lesken Blondeels
had zichzelf in de beerput geworpen. Men heeft haar nog kunnen redden, maar
zij overleed aan de gevolgen na drie uur onderkoeld te zijn geweest. Zij was
eertijds nog begijn geweest en zij overleed in februari 1608. ·
Een onbekende jonge man werd in
de Blancart gevonden, dood hangend aan een
koord in augustus 1606 – “hoe dat gebeurt es dat laeten
wij god den heere oordelen oft
dat wetens off willen gedan es”. ·
Nog een onbekende jongen was
geschoten in juni 1606 en daaraan gestorven. Hij kreeg een mis zonder enige
ceremonie. ·
Arnold Vermeeren verdronk in
september 1610. Hij was diaken van Zellaar en
woonde in de Sint-Romboutparochie. ·
Corneel Torfs
was in de brouwketel gevallen en overleden op 29 oktober 1611. Hij woonde in
de Torf te Sint-Katelijne. ·
Antoon Herrebouts was verdronken
in 1619 en zijn lijk werd iets meer dan een jaar later opgevist aan de Donck te Mechelen, eind december 1620. Hij was afkomstig
van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Antoon Neefs
verdronk in juli 1620. Hij was huidevetter en
woonde te Sint-Pieter en Paul. ·
Willem Verstreken werd dood
gestoken in juli 1620. Zijn lijk werd in het water gegooid. ·
Jan Boodts
verdronk in juli 1620. Hij was van Mechelen Onze-Lieve-Vrouw Hanswijk. ·
Philip De Cordewagher
werd doodgestoken aan het kerkhof in februari 1617. Hij was van
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Adriaan Mariën
uit Berlaar was gevlucht voor de soldaten naar Nekkerspoel, waar hij alsnog
overleed op 23 oktober 1622. Ook Anna Ceulemans uit Bonheiden was een
vluchtelinge die in oktober 1624 overleed te Mechelen. ·
Willem Vanden Plas was verdronken
te Keerbergen in april 1630. Hij was afkomstig van Mechelen
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Hendrik Janssens was een soldaat
te Pasbrug die in februari 1626 werd gedood op
Nekkersspoel. ·
Laurens Nn.
Werd doodgestoken aan de Fonteinbrug in april 1629. Hij was afkomstig van
Sint-Rombout. ·
Een onbekende soldaat werd in het
woud dood geschoten in juni 1636. Hij werd begraven te Sint-Pieter en Paul.
Nog onbekende soldaten werden “vermoord” te Sint-Katelijne op 10
februari 1636 en op het Toncxken op 24 januari 1637. Zij werden begraven
te Mechelen Sint-Katelijne. Ook in november 1641 werd een soldaat vermoord en
begraven te Sint-Katelijne. In februari 1651 werd een soldaat “dood
gesmeten in een hof” te Mechelen Sint-Jan en in maart 1656 werd een
garnizoenssoldaat die Hubert heette gedood te Sint-Katelijne. ·
Een onbekende jongen werd in
augustus 1638 levenloos gevonden op de Grote Brug ’s avonds. ·
Op 14 juni 1636 verdronken
Antoon, de knecht van Hendrik Van Damme, Barbel Van
Damme, Barbel De Cock, Magdalena Van Damme,
Magdalena Clismans, Clara Molemans,
Martha Weijndricx en Antoinette Van den Steen nabij
de molen. In januari 1639 werd nog een lijk gevonden van Jenneken
Coussineau. Een hoogst merkwaardige meervoudige
verdrinking. ·
Jacques Goris verdronk op 4
januari 1646 en werd pas na vijf dagen opgevist. Hij was van Sint-Rombout. ·
Jan Raes verdronk op 6 maart 1647
te Mechelen Sint-Rombout. ·
Jan Pelemans junior werd gedood
in mei 1655. Hij was van Sint-Katelijne. Zijn uitvaart vond plaats op 18 mei,
drie dagen voor de uitvaart van zijn vader Jan Pelemans senior. ·
Peter Van Vliet de jongere
werd gedood in december 1656 te Sint-Katelijne. ·
Andreas Quartier
was meester van de afdeling ruiters en werd begin april 1657 gedood. Hij was
van de parochie Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Jacob Geerts verdronk op 16
september 1659 te Mechelen Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Hij was een
kleermaker. ·
Een onbekende vrouw verdronk op 11
april 1659 bij de Koepoortbrug. Zij werd dezelfde
dag begraven te Sint-Jan. ·
Jacobijn Everaert werd op 5
december 1664 door een medestudent vermoord. Hij woonde in de Blauwhontstraet te Sint-Rombout en werd de dag
nadien begraven in de kerk nabij de kapel naast de sacristie. ·
Jan Baptist l’Ange
was een ruiter die werd gedood in september 1663. Hij werd begraven te
Sint-Jan. ·
Martijn Bonne was een soldaat die
in december 1661 werd gedood. Hij werd begraven te Sint-Katelijne. Hendrik Kleijen was een soldaat die in augustus 1666 in de
Peperstraat werd vermoord. Hij werd begraven op 19 augustus 1666 te Mechelen
Sint-Rombout. ·
Nicolaas Polfliet
verdronk op 4 juni 1661. Hij was corduwanier
van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Paul Karpel
was van de Ijzerleen en verdronk in juni 1664. Pas
eind juli kreeg hij een uitvaart te Sint-Rombout. ·
Huibrecht Willem was een garnizoensoldaat die op 5 mei 1666 publiekelijk werd
terechtgesteld aan de Katelijnepoort nadat hij ter dood werd veroordeeld. ·
Peter Colaert
verdronk op 29 december 1666 te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Hij werd er
’s avonds begraven. ·
Peter Ambach
was bewaker van de kruitkamer op de vest. Hij overleed op 3 mei 1668 door een
ongeval en werd begraven te Sint-Rombout. ·
Adriaan Van Dooren werkte aan het
grote koor van de Sint-Romboutkathedraal toen hij een val maakte en overleed
in april 1672. ·
Jan Servaes
was een Antwerpse koetsier die “op jammerlijke wijze” werd vermoord te
Mechelen in juli 1670. Hij werd begraven te Sint-Katelijne. ·
Michiel Castelnove
werd op 24 juni 1672 ’s avond op de Grote Markt gedood. ·
Antoon Van Houte
was een soldaat die dood gestoken werd “oft
gewoorpen” aan de Fonteinbrug te Mechelen op 20
januari 1676. ·
Katelijne Ruelens
was verdronken op 21 december 1674. Zij kreeg een uitvaart te
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle en werd begraven in Muizen. ·
Jan Metaen
was een trompetter van de Hollandse ruiters die op 17 juli 1674 werd dood
gestoken. Hij werd ’s avonds begraven te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Adriaan Verbiest was een kind
gevlucht uit Rijmenam dat overleed op 31 mei 1678.
De naam van de ouders kon niet worden achterhaald “niet konnen weten mits sij niet meer
en leefden”. ·
Boudewijn Felix was bestuurder
bij de Spaanse artillerie. Hij verdronk op 1 juli 1678 te Mechelen aan het
Blokhuis. ·
Matthias Donia
werd opgehangen op de Grote Markt op 18 oktober 1677 en werd begraven op het
kerkhof van Sint-Rombout. Dit was in de nasleep van de Spaanse furie in
oktober 1576. Vermoedelijk ging het om een Spaanse soldaat. ·
Paul Persoons was een kind dat
verdronk te Mechelen op 3 juni 1677. Hij was een zoon van Gielis
Persoons en Margriet Jennes en werd begraven te
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Zowat elf jaar later verdronk ook het
broertje Corneel Persoons er, op 29 juli 1688. ·
Peter Jongbloet
was een soldaat onder kapitein Cruys in het
regiment van graaf Waldeck. Hij werd op 31 mei 1678
dood gestoken en werd begraven te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Een zoon
Ferdinand trad op als doopgetuige bij Johanna Maria Van Eeckhoren
op 22 september 1708 te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle, een dochter van
Nicolaas Van Eeckhoren en Maria Lauwers . Op 18 juli 1678 werd Peter Stoeck, een
andere soldaat in dit regiment die diende onder kapitein De Ridder, “onnoijselijck” dood gestoken. Peter Stoeck werd begraven te Sint-Rombout. ·
Peter Foffien
kwam om tijdens een brand in de Blaasbalgstraat op 11 januari 1677. ·
Walter Giellewert
werd door soldaten gestoken en overleed aan zijn verwondingen op 3 mei 1678.
Hij woonde in de Katelijnestraat en werd begraven te Sint-Rombout. ·
Anna Van der Heyden en haar
echtgenoot kwamen om op 10 maart 1680 in de Adegemstraat toen hun huis
instortte. Naar verluid waren zij gestikt in het graan. Onder de slachtoffers
waren behalve Rombout senior, ook Rombout junior, Anne Marie en Magdaleen Suetens. ·
Corneel Van Nuffel
was een jongeman die verdronk te Mechelen op 19 september 1680. Hij werd
begraven te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Joris Desie
was een schaliedekker die van het dak viel in de Oude Bruul
op 3 juni 1681 en aan zijn verwondingen overleed. Hij werd begraven te
Sint-Rombout. ·
Isabella Vinckboom
moet op 9 oktober 1680 zelfmoord hebben gepleegd te Sint-Katelijne. Zij werd
beschreven als “wanhopige”. ·
Jan Beelaerts
was een jonge man die verdronk te Mechelen op 8 september 1680. Hij was
afkomstig van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Louis Van Hoof was een kind dat
verdronk op 20 juli 1679. Hij was een zoon van Jan Van Hoof en Maria Van der Haut en werd begraven te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
In april 1680 werd een
kinderlijkje gevonden, “stil nedergezet” in de kerk van
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Dit gebeurde twee tot vier keer in 1680, met
andere meldingen in augustus en oktober dat jaar, al ging het deze keren om
een (Spaanse) ruiter die het kind daar had gelegd en één keer in februari
1681 “daer smorgensvroegh
geset in stilte aen het
kerkgestoelte”. Ook op 7 januari 1683 was er een melding “onder den preeckstoel daer stil gezet”,
op 3 november 1684 “in de kercke daer henen geset”, op 13
december 1687 “midts dathet
met de kiste in de kercke was stil daer geset”, op 15 februari
1588 “in de kerck daer
geset sonder wete”, op 1 april en op 22 december datzelfde jaar,
op 20 januari en op 22 oktober 1689, op 3 februari, op 28 augustus, op 10
september, op 22 oktober, op 5 december 1690, op 16 maart, op 26 april, op 22
november, op 18 december 1691. Op 11 december 1692 werden zelfs twee
kinderlijken in de kerk achtergelaten. Er waren ook meldingen in september en
oktober 1693, met op 13 oktober opnieuw twee arme kinderen die samen werden
binnen gebracht in alle anonimiteit, en in december 1693. Ook in de daarop
volgende jaren zijn er meerdere meldingen van kinderlijken “in de
kerkelijke uitvaart gezet”. ·
Antoon Verhooghen
was kousenmaker en vlasverkoper en werd op 4 februari 1685 in zijn huis aan
de Adegemstraat door dieven dood geschoten. ·
Tussen 1682 en 1688 zijn er
meldingen van mannen uit het Godshuis van Oliveten
die daar overleden. Deze “mannekens uijt het Godtshuijs” werden begraven in de hof van het
Godshuis waar er een plaats was gewijd: Willem Cognet,
Hendrik De Win, Jan Van Asselbergh, Jacob Verbeeck,
Christiaan Vleminckx. We nemen aan dat het om een
rust- en verzorgingstehuis ging “avant la
lettre”. Op 25 mei 1692 is er ook een melding van het overlijden van een
vrouw, “moeder in het godshuis”, Clara Vermeulen. ·
Hendrik Van der Veken was een jongeman uit de Adegemstraat die “verraderlijckx” werd dood gestoken op 31 oktober
1684. Hij was van de parochie Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Jan Schuereweghen
was een schipper die verdronk op 21 december 1685 te
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. Merk dan ook de jonge man Willem Schuerweghen er verdronk op 1 juli 1688. ·
Jan Breijne
was als kind van Leuven naar Mechelen gebracht door een vrouw, “ende soo men heeft connen bemercken, soo ist een bastaert geweest”.
Hij overleed er op 10 november 1685 en werd begraven te
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Willem Quarant
was een schaliedekker die om het leven kwam toen hij van het dak viel tijdens
werkzaamheden aan het seminarie op 21 september 1688. Hij werd begraven te
Sint-Rombout. Vermoedelijk ging het om het Groot-Seminarie
in de Frederick de Merodestraat. ·
Willem Van Broeckhoven verdronk “deirlijck” te Mechelen op 1 juli 1687. Hij woonde
op de Grote Markt en werd begraven te Sint-Rombout. ·
Jacob Cuytens
werd op 4 december 1687 dood geschoten te Mechelen. Hij woonde aan de Schuttershofstraat en was hovenier. ·
Corneel De Geuter
was een jonge man uit de Onze-Lieve-Vrouwstraat die verdronk op 22 december
1690 en met het schip naar zijn thuisparochie Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle
werd teruggebracht. ·
Soldaat Louis De Backer overleed
nadat hij op de Grote Markt “geharquibuseert”
(aan de schandpaal gebonden en “gebruuskeerd”) werd op 2 maart 1690.
Hij werd begraven op het kerkhof Sint-Rombout. ·
Matthijs Janssens werd op 13
april 1689 aan de Pasbrug dood gestoken. Hij woonde
in de Katelijnestraat en werd begraven te Sint-Rombout. ·
Michael Van Campe
werd dood geschoten op 2 mei 1689. Hij woonde in de Blaasbalgstraat te
Mechelen. ·
Nicolaas Segers was een kind dat
dood uit een schip werd gehaald op 25 november 1689. Hij was een zoontje van
Gommaar Segers en Margriet van Linthout die op de Dijle woonden. Ook het meisje
Katrien Van Haecht werd op 21 januari 1692 dood uit
een schip gehaald. Zij was een dochtertje van Jan Van Haecht
en Anna De Geutter. ·
Peter de Champ
was een garnizoensruiter die op 15 juli 1689 werd vermoord aan de
Brusselpoort te Mechelen. ·
Frans De Ridder werd op 17 april
1692 gestoken en overleed ’s avonds aan zijn verwondingen. Hij woonde in de
Adegemstraat te Mechelen. ·
Jacob Wolf was een Duitse soldaat
die op 6 januari 1691 werd vermoord. Hij woonde in de Katelijnestraat te
Mechelen. ·
Jacob Gossan
was soldaat van de koning van Engeland die op 21 september 1691 in de
gevangenis van Mechelen overleed. Jasper De Backer was een Engelse soldaat
die logeerde bij het Godshuis van Oliveten en die
aan de Koepoort werd dood gestoken op 11 april
1692. Er overleden overigens opvallend veel Engelse soldaten in deze periode
in Mechelen zonder dat daarbij de doodsoorzaak werd vermeld2. ·
Jan Witman
was een ruiter uit het Schwabenland onder
ritmeester Pieck. Hij werd dood gestoken op 25 april 1691. Ook soldaat Joseph
Lillou onderging eerder hetzelfde lot op 31 maart
1691. De laatst vermelde woonde in de Molemansstraat
en was vermoedelijk een zoon van soldaat Robert Littel
en Liesbeth Lauwers1 . ·
Jenneken De Groot was een jonge
dochter die in november 1691 werd vermoord en haar lijk werd in het water
geworpen. Het lichaam werd opgevist aan de Winket brug te Mechelen. ·
Martijn Bernaerts werd op 20 mei
1691 door een Hollandse ruiter dood geschoten buiten de Overste Poort. Hij
was een jonge man, afkomstig uit Battel. ·
Een onbekende vrouw was op 23
maart 1692 in het water gevallen en was overleden in het gasthuis van
Mechelen. ·
Adriaan Brughmans
was een kind dat verdronk op 19 juli 1693. Hij werd begraven in de Hanswijk
parochie. ·
Francesca du Moulin
was een vluchtelingenkind, woonde in de Brusselstraat en overleed in
september 1693. Katrien Wauters was naar Mechelen gevlucht vanuit Hombeek en
verbleef in ‘t Cortier. Zij overleed er begin december 1693. In dezelfde parochie
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle overleden in september 1693 ook het
vluchtelingenkind Lambrecht De Mon, een zoontje van Lambrecht De Mon senior
en Liesbeth Krinckenbeeck, Katelijne de Gorain op 31 oktober 1695, een dochtertje van Jan Adriaen
de Gorain en Barbara Van Bever, gevlucht uit
Brussel. Jan Gernard was het zoontje van Jan Gernard en Maria Thabiau,
vluchtelingen uit Jodoigne. Hij overleed op 6
september 1695 te Mechelen. ·
Daniël was een soldaat uit
Utrecht die in augustus 1693 aan zijn verwondingen overleed terwijl hij hout
sprokkelde aan het kerkhof. Hij werd begraven op het achterste kerkhof van
Sint-Rombout. Nicolaas Godtgaf onderging hetzelfde
lot op 3 augustus 1693. Hij was van Sint-Truiden afkomstig. ·
Maria Van den Eynde
werd in februari 1693 dood gevonden in een kelder in de Hoogstraat te
Mechelen. Zij werd dezelfde avond begraven in de parochie
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Er waren ook kinderen uit de “armenschool”
die in Mechelen overleden: Anna Van Haecht op 17
februari 1694, Katelijne Leemans op 13 oktober
1695, Barbara Boexstijns op 7 juni 1696. De
“armenschool” bevond zich in de Milsestraat in de
parochie Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Christine Stevens was “vremt in de stadt
gekomen” en was er “subietelijck”
overleden op 28 juni 1694 in de herberg “De Kraai” in de
Onze-Lieve-Vrouwestraat. ·
Lijsbeth Bordel
kreeg in augustus 1694 pas een uitvaart in Sint-Rombout. Zij was twee jaar
eerder begraven in Hombeek en haar echtgenoot Jan Francis de Roubaix, de meier van Hombeek, had geweigerd een uitvaart
te doen. Een vonnis van de Grote Raad had hem daartoe verplicht. ·
Jacques Vercammen werd op 19
januari 1694 dood geschoten in de Hoogstraat door een ruiter. Hij was een
mandenmaker en werd begraven in de parochie Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. ·
Jan Hagemans was een soldaat van
de Hollandse artillerie die op 23 april 1695 werd dood geschoten. Hij
verbleef in de Steenstraat. ·
Jan Rubens uit de Steenstraat
kreeg enkele dagen later een uitvaart. Hij was vier tot vijf weken eerder
verdronken te Mechelen. ·
Jan Baptist Goetgebuer
werd vermoord op 24 oktober 1695 te Sint-Jan. ·
Barbara Croes verdronk op 13
januari 1696. Haar lijk werd opgevist bij de Olifantsbrug (ook “Hondsbrug”
over de Melaan) te Mechelen en zij kreeg een
uitvaart op 25 januari te Sint-Katelijne. ·
Catherine Delvaux werd op 3 maart
1696 opgehangen op de Grote Markt te Mechelen. ·
Hendrik Van Esch werd “derelijck” geschoten op 23 juni 1698 en overleed
aan zijn verwondingen bij de Fonteinbrug te Mechelen. Hij was barbier. ·
John Mellin,
een Engelse soldaat die verbleef in de Hoogstraat, werd dood geschoten op 3
januari 1696. ·
Jan Verberckt
werd op 18 april 1698 “onnooselijck” dood
gestoken. Hij woonde in de Adegemstraat en was beenhouwer. ·
Joos van Veirle
was een voor de Fransen gevluchte man uit Wolvertem
die in de Borsestraat woonde. Hij overleed in
augustus 1697 te Sint-Rombout. ·
Op zaterdag 23 maart 1697 om vijf
uur was er een vechtpartij tussen Engelse soldaten aan het kerkhof van
Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. De gevechten liepen door tot midden in de
kerk aan de preekstoel en er waren meerdere gekwetsten van wie er één
overleed. · Francis Vergaelen kwam om door een ongeval met zijn eigen paard op 14 januari 1699, “door hun eighen peerd het hoofd ingeslagen”. Hij werd begraven te Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle. |
|
Blog - 17e eeuw - De lakenindustrie – een geschiedenis van Mechelaars
In Vlaanderen en
kustgebieden van de Lage Landen werd
de wolnijverheid – men hield
van oudsher al schapen
- al in de 3e eeuw vermeld.
De kwaliteit van mantels uit
Doornik en Atrecht (Arras) werden al door
de Romeinen geroemd. Vanaf de 11e eeuw groeide de lakennijverheid, met
Atrecht op kop. Plaatsen als Rijsel, Dowaai,
Sint-Omaars volgden eind 11e eeuw en secundaire steden als Aardenbourg
– met laken van kwalitatief
mindere wolsoorten van Schotse en Spaanse
(o.m. merino) origine
-, Veurne en Sint-Winnoksbergen
– waar ook voorouders woonden - . Vanaf de dertiende eeuw waren Ieper – waar in de 14e eeuw
1500 weefgetouwen werden geteld -, Wervik, Brugge en Gent de bekendste centra voor de “Vlaamse draperie”. Ook lakens uit Aalst werden vermeld in een inventaris van de koning van Napels. Het veilig stellen van de wol invoer uit
Engeland speelde vanaf het eind van de 13e,
begin 14e eeuw een
belangrijke rol. Bij het uitbreken van de Honderdjarige Oorlog in 1337 werd de export zelfs aan banden gelegd
door de Engelse koning
Eduard III. Alternatieve aanvoerroutes
kwamen via Schotland, waarop vanuit Veere werd gevaren.
De lakenindustrie groeide
uit van een exportnijverheid van de steden
tot een luxenijverheid naarmate onder meer de transactiekosten stegen omwille van de internationale handel overzee en belastingen
werden geheven – zoals in het Bourgondische
en Habsburgse rijk gebruikelijk was -, en door de vergunningsplicht vanaf het eind van de 13e
eeuw.
Vanaf de
12e eeuw produceerde
ook Brussel laken – in
1545 werkten er nog één op vier mensen
er in de tapijtweverij -, met wol geïmporteerd vanuit Engeland en Ierland. In de 14e
eeuw was deze hertogelijke stad zelfs de referentie. Nadien ging het bergafwaarts door de Engelse en Normandische concurrentie. De beste kwaliteit heette “puik”, terwijl het “voorlaken” van mindere kwaliteit was. In de 14e eeuw
maakte ook Mechelen opgang, met een lakenindustrie die zich vooral in de omgeving ontwikkelde, in de voormalige “Heilige Geest”-parochie te Nekkerspoel (1255-1603) waar we meldingen van families
Lauwers/Lauwaerts aantreffen
vanaf de 14e eeuw
met een kern van de nijverheid
aan de huidige “Tinelsite” en de zone tussen de Dijle en de Vrouwvliet1 – de wevers woonden
onder meer in de (door de
aanleg van de spoorweg verdwenen) Groenstraat (thans Bakelaarstraat) en de Schipvoorstraat in 1379 en in de Wijngaardstraat en de Blokstraat -. De Engelse wolhandel werd in 1295 bovendien door
Floris V van Holland naar Mechelen
verplaatst, na enkele maanden in Dordrecht te zijn gesitueerd.
Kempische wol, onder meer uit
Lier, werd in de 14e eeuw
via Antwerpen verhandeld,
maar de stad zou nooit
het belang van Mechelen, dat gunstmaatregelen genoot, in de lakenhandel en -nijverheid overtreffen. Ook de groeiende
nabije Brabantse jaarmarkten in Antwerpen en Bergen-op-Zoom in de 15e eeuw – waarnaar we ook een uitwijking
van families zien – speelden
een belangrijke rol. Uit deze
periode getuigen de stadswallen met twaalf poorten, een lakenhalle met (onvoltooid) belfort – het huidige stadhuis van Mechelen -,
het schepenhuis tussen de
Ijzerenleen en de Grote Markt. Ook de Volmolen aan de Kruidtuin te Mechelen herinnert nog aan deze
periode – water werd gebruikt om wol te “vollen” of sterker, dichter en vaster, te maken -. De oudste gilde van de stad, de Sint-Jorisgilde, werd in Mechelen gesticht in 1312 en verenigde de lakenambacht. Een grote stadsbrand in 1342 gooide roet in het eten, maar
in de 15e en 16e eeuw beleefde Mechelen een bloeitijd. De komst van Margaretha van Oostenrijk in
1507 – die in 1508 nog huizen
kocht van haar raadsman Jerome Lauwereyns om
er een paleis in te richten – versterkte het belang van de stad. Vanaf 1530 begon het belang van de stad te tanen.
Na de ontploffing van een kruitmagazijn in de Zandpoort in 1546, veranderde
de Mechelse geschiedenis ingrijpend. Het politieke overwicht kantelde zelfs naar Brussel met de verhuis van het hof van de landvoogdes Maria Van Hongarije.
Andere gebeurtenissen beïnvloedden het wedervaren van
de Mechelaars: de beeldenstorm
van 1566, de Spaanse Furie
in 1572, de Engelse Furie
van 1580 – waarbij Olivier van de Tympel, de gouverneur van
Brussel, met de legers van de Engelse kolonel Norrits en de Schotse kapitein Stuart slag leverden
met de Mechelse burgerwacht
en de schuttersgilden.
Die laatsten zouden het onderspit delven. – en dan heroverde in juli 1585 de Spaanse veldheer Alexander Farnese de stad.
Het vrachtvervoer per schip over de Dijle was belangrijk
voor de stad en er woonden meerdere “schippers”families zoals die van Lauwers alias de Donkcer. Vanaf 1531 gaat
de lakenindustrie in Mechelen
zienderogen achteruit.
Dat merkt men ook aan de groeiende aandacht voor armenzorg met onder meer de bedeling van vlees, brood, in afnemende mate
geld, van peulvruchten in de vastenperiode
en van giften via
testament “tot salichheyt van haerer siele”. |
||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
|
|