image003.JPG

© Laurentii.be

 

Genealogie Van Praet

Hoe hoger geëerd,

hoe hoger van weerd.

Inhoud

Blog

Documenten

Foto's

Gezinnen

Stamboom

Startpagina

Thematisch

Verhalen

Verwante families

 

Voetnoten

 

1 Een belasting die verwijst naar spicarium of graanschuur, afgeleid van spica of korenaar. Merk dat het woord “spijker” in de betekenis van nagel ook van spica is afgeleid: in het Duits is “speichern” hetzelfde als “opslaan”. De “spijker” verwijst dan ook naar een voorraadschuur voor de opslag van graan dat als belasting (“tiendrecht”) verzameld werd in de “tiendeschuur”.

2 De hoet werd ook de “havermaat” genoemd in het Brugse Vrije. Deze maat kwam naar verluid overeen met 198,56 liter. In de Kasselrij Ieper was dit eerder 194,80 liter volgens Duvosquel. Alternatief werd de korenmaat of “razier” gebruikt (158,70 liter in het Brugse Vrije, 121,42 liter in de Kasselrij Ieper) en deze is allicht iets beter te vatten: 1 mud waren 6 zakken of 12 razieren (48 spinten, 96 achtendelen in de Kasselrij Ieper.  In de Kasselrij Kortrijk was de korenmaat 1 zak of 126,42 liter - terwijl er ook een Leiemaat werd toegepast van 127,44 liter - en de havermaat 1 zak of 132,02 liter.

3 Best te omschrijven als een “beloning”.

4 Zoals Lodewijk Vranksz van Praat, bekend door inpolderingen in de Hoeksche Waard in de 16e eeuw. Deze Lodewijk stamde uit een andere familietak dan Boudewijn van Praet, die voor 1326 met vrouwe Aleid van Putten en Strijen huwde (zie verhaal 1373).

5 In verse of gedroogde vorm werd de bloem gebruikt als kleurstof voor kaas en boter, in vervanging van saffraan.

6 Tijdens de veldslag in Bouvines werd haar broer, Hellin II van Wavrin gevangen genomen tesamen met tal van nobelen van Vlaanderen. Haar vader, Robert I, heer van Wavrin, was de senechal van Vlaanderen. Haar broer Hellin II was vrij recent ridder geworden toen de slag plaatsvond. Hij was gehuwd met Elisabeth van MontmirailMaria's vader was weduwnaar van Adelheid van Guines en was vóór 1193 hertrouwd met Sybille van de Elzas (vrouwe van Sint-Venant, Lillers en Vladslo). Via Maria's moeder Sybille was er een relatie met de graven van Vlaanderen. Sybille van de Elzas was een kleindochter van Dirk van de Elzas, de graaf van Vlaanderen vanaf 1128. Haar vader, Pieter van de Elzas was proost van Brugge, elect van Kamerijk (1167, wereldlijk geworden in 1174), graaf van Nevers, heer van Eline (...) en was omstreeks 1175 gehuwd met Machteld van Bourgondië, gravin-weduwe van Nevers. Haar kozijn (zoon van haar vaders zuster Margaretha van de Elzas) was Boudewijn, graaf van Henegouwen, Namen en Vlaanderen, keizer van Constantinopel (1204) die gehuwd was met Maria van Champagne. De toenmalige gravinnen Johanna  (1205-1244) en Margaretha (1244-1280) van Vlaanderen en van Constantinopel   waren achternichten van Maria.

image005.jpg

© Zegel Boudewijn II van Praet uit familiearchief – origineel onder Public Domain. – © familiewapens: bewerkingen op wapens onder Public Domain. – Bewerking afbeeldingen vos onder Public Domain, middeleeuws getijdenboek 13e eeuw. –kroon Karel de Grote 1989 (origineel Public Domain, 10e eeuw). – (c) Foto’s bloemen uit private collectie 2012-2015.

 

Verhalen  - 1224 - Boudewijn II van Praet beslecht een twist (Kortrijk)

 

De edellieden Boudewijn II van Praet en Zeger van Mossere beslechtten in 1224 een twist die gerezen was tussen Jan van Bondues en diens vrouw Adelis (Adelheid) van Praet, een dochter van Boudewijn II van Praet, met Walter van Kortrijk. De eersten waren ontvangers van de spijker1 van Kortrijk. Walter van Kortrijk betwistte de inkomsten op bedoelde spijker, die op dat ogenblik 280,5 hoet haver2 bedroegen. 

 

Walter van Kortrijk had deelgenomen aan de vierde kruistocht, en was omstreeks 1211 terug in Vlaanderen, waar hij werd vermeld als clericus aan het hof van Philips van Namen. Hij was kanunnik van Sint-Donaas, en de prebende3 die hij daarvoor ontving had hij geruild voor die van Hendrik van Zomergem in Sint-Veerle te Gent. In mei 1219 werd hij vermeld als protonotarius van Vlaanderen, hoofd van de kanselarijdienst.

 

Hij ontving van Johanna van Constantinopel de inkomsten van de grafelijke spijker te Kortrijk, te Marke, te Aalbeke en te Bellegem, afgestaan door Hugo van Halluin en diens vrouw Adelheid.

 

image005.gif

 

Afbeelding: het zegel van Boudewijn II van Praet. Merk de gelijkenissen met het zegel van Boudewijn IV van Praet.

 

 

 

Verhalen  - 1260 – (van) Praet en het boek van Reinaard De Vos

 

In het episch dierdicht "Van den Vos Reynaerde", algemeen beschouwd als een hoogtepunt van de Nederlandse middeleeuwse literatuur, trad een zekere Praet op, een eerder melancholisch en neerslachtige vriend van de hoofdrolspeler, de sluwe vos Reinaert. 

 

image015.jpgAfbeelding: een vos met menselijke trekjes, uit een middeleeuws getijdenboek

 

Het boek werd geschreven in het Middelnederlands in de dertiende eeuw door een zekere Willem "die ook Madocke maecte" (van Boudelo?). Het is een opmerkelijk boek omdat het een parodie was op middeleeuwse auteursprologen en slotwoorden en omdat onder het voorwendsel van een schelmenroman de draak werd gestoken met machthebbers, burgerij en clerus en dus tal van verwijzingen bevatte naar historische figuren uit die tijd. Het boek sloot literair aan bij een grotere verzameling vossenverhalen, de 'Renart le Roman' van Perrout de Sainte Cloude. Het was gebaseerd op het eerste verhaal van deze verzameling, 'Le Plaid' (het pleidooi), verschenen in 1160.

 

Eén manuscript van "Van den Vos Reynaerde" bleef integraal bewaard. Het "Comburgse handschrift" was een codex van tussen 1380 en 1425, vermoedelijk afkomstig uit een Gents kopiistenatelier, dat Willems verzen bevatte.In dezelfde tijd was er ook een dichter, Jan (van) Praet, die vooral bekend bleef door zijn werk "Spieghel der Wijsheit" of "Leeringhe der Zalichede" (13e of 14e eeuw, datering onduidelijk). Wij vermoeden dat het hier om Jan van Praet gaat, onderdiaken en kanunnik van Sint-Donatius te Brugge, vermeld in 1226-1258, en zoon van Boudewijn II van Praet.

 

De middeleeuwse auteurs hanteerden een rijke beeldspraak. In "Den hoet van Minnen" werd de betekenis uitgelegd van bloemen waaruit "de krans der liefde moet worden gevlochten", een beeldspraak die ook Jan Praet bijvoorbeeld gebruikte om de vijf deugden van Maria te beschrijven: haar goedertieren werd gesymboliseerd door de kersouw, ootmoed door de acolei, getrouwheid door de goudsbloem, reinheid door de lelie en haar liefde door de roos. "De genade van Maria", volgens Jan Praet, "verlicht het hart van de mens". De gedichten van Jan Praet kenmerkten zich door een sierlijke en heldere taal, in een welluidend Westvlaams. Hij beheerste de meest uiteenlopende vers- en strofevormen, schreef in kwatrijnen met gekruist rijm en in doorlopende verzen met gepaard rijm. 

 

Jan Praet was ongetwijfeld een dichter, die met dichterlijke visie en poëtisch gevoel schreef en niet met naargeestig prozaďsch gemoraliseer. Het leerdicht van Jan Praet handelde nochtans over de strijd tegen de hoofdzonden, voorgesteld als "de boom der zonden" (arbor vitiorum), een stam, hoogvaardigheid, met zes takken. De priesters moesten het ontgelden wegens wellust, luiheid en hebzucht. Het gedicht bevat ook een uitvoerig verhaal van het leven van Jezus.

 

 

Beeldspraak in bloemen: de vijf deugden van Maria

image006.jpg

image012.jpg

image014.jpg

image016.jpg

image018.jpg

De “kersouw” of het madeliefje symboliseerde goedertieren.

De “akoleisymboliseerde ootmoed.

De “goudsbloem” symboliseerde getrouwheid5.

De “lelie” symboliseerde reinheid.

De “roos” symboliseerde liefde.

 

Verhalen  - 1249 - Frank Van Praet te Hannekenswerve, deskundig in inpoldering

 

Frank Van Praet, een telg van het geslacht van de heren van Praet, werd vermeld in 1249-1250 als bezitter van een huis te Hannekenswerve (Zeeuws-Vlaanderen). De familie van Praet had uitgebreide ervaringen op het gebied van inpolderingen. Er wordt aangenomen dat Frank Van Praet de in 1282 genoemde polder bij Zandijk heeft ingepolderd. Hij was een zoon van Boudewijn II van Praet

 

Frank Van Praet is vermoedelijk jong overleden, gezien zijn dochter Sybille Van Praet geen broers of zusters had. Hij sneuvelde vermoedelijk in de slag bij Westkapelle op 4 juli 1253, waar veel Vlamingen de dood vonden. Zijn echtgenote was wellicht een Walcherse, of iemand die recht had op het kasteel Zandenburg. Hun dochter Sybille van Praet was immers vrouwe van Zandenburg. Het is niet uitgesloten dat Frank's vrouw een kleindochter was van Simon van Zandijk, die 1247 zonder mannelijke nakomelingen stierf.

 

Het wapen van deze familie van Praet was in goud met een rood schuinkruis. De latere heren van Praet - van Moerkerken4, voerden hetzelfde wapen als de gemeente Mijnsherenland: in goud een rood schuinkruis belegd met 5 schelpen. Dit familiewapen komt voor op het familiegraf in de kathedraal van Brugge. De familie van Moerkerke voegde hun heraldisch kenmerk, vijf zilveren schelpen, toe aan dit van Van Praet.

 

image016.jpgHet wapen van de familie Van Praet waarvan Frank Van Praet afstamde (13e eeuw). De Moerkerkes zouden hun heraldisch kenmerk later toevoegen.

image017.jpgHet wapen van de latere heren Van Praet (16e eeuw), tevens gemeentewapen van het Belgische Moerkerken en het Nederlandse Mijnsheerenland.

 

 

 

Verhalen  - 1272 - Huwelijk van ridder Wolfert I van Borselen met Sybille Van Praet

 

Wolfert I van Borselen, vermeld als ridder in 1284, en heer van Veere en Zandenburg, huwde in op 12 november 1272 met Sybille Van Praet, ook genaamd van Randerode. Wolfert I van Borselen werd geboren omstreeks 1250 te Veere als zoon van Hendrik van Borselen, vermeld als ridder in 1263-1267, en overleden omstreeks 1270. Wolfert werd vermeld als leenman van Oudewater en Zandenburg in 1298, en ook als leenman van het gerecht van Benschop, het gerecht van Polsbroek en een huis te Ijsselstein. Hij was regent van Holland en van Zeeland, vermeld in 1271-1299, en wordt beschouwd als de stichter van de stad Rotterdam. Na de moord op Floris V had hij gedurende enkele jaren de macht in Holland praktisch in handen, toen hij regent werd van Holland en Zeeland voor de jonge graaf Jan I.

 

Sybille van Praet werd geboren als dochter van Frank van Praet en als kleindochter van Boudewijn II van Praet, vermeld als ridder in 1208, heer van Praet en van Watervliet, en Maria van Wavrin6. Zij werd geboren te Purmerend en werd vermeld als Vrouwe van Waterland. Naar alle waarschijnlijkheid groeide zij op aan het hof van de graaf van Vlaanderen. Zij overleed omstreeks 1294 en werd begraven in de Eeckhoutabdij te Brugge. Na haar overlijden zou Wolfert in 1297 hertrouwen met Catharina van Durbuy, de weduwe van Aelbrecht van Voorne (heer van Voorne en burggraaf van Zeeland). Wolfert I van Borselen werd op gruwelijke wijze vermoord  in augustus 1299 te Delft, Zuid-Holland, bij een poging om graaf Jan I naar Zeeland te ontvoeren. De stamlijn van Wolfert gaat terug tot Karel de Grote (748-814).

 

image018.jpgAfbeelding: de kroon van Karel de Grote, keizer van het ‘Heilig Roomse Rijk’, ontstaan met Kerstmis 799

 

Het koppel kreeg één kind, Wolfert II van Borselen, geboren te Veere. Wolfert II huwde omstreeks 1312 met pauselijke dispensatie, vanwege een 4e-graadsverwantschap, met Adelheid van Henegouwen. Ook hij was ridder, en heer van Vere en Zandenburg. Aleid van Henegouwen was een dochter van Jan II van Holland Avesnes, graaf van Henegouwen en Holland, en diens maitresse. Wolfert en Aleid hadden twee kinderen: Wolfert III, geboren omstreeks 1313 te Veere, en Claes van Borselen. Wolfert II overleed in 1317.