(c) laurentii.be Genealogie Laurentii Numquam solus incedes Inhoud Voetnoten 1 Bron: “Drie Kleine
Dorpen in een Grote Oorlog”, Erfgoedcel
Kapelle-op-den-Bos, Leleu Group Brussegem,
D/2009/12.110/1. 2 Zie gezinsfiche 3 Nieuwenrodenaar Frans Doms werd op 7
augustus 1915 neergeschoten door een Duitse soldaat terwijl hij naar verluid
aan het stropen was cf. L. De Bondt en F. Hallemans in “Londerzeel en
Noordwest-Brabant”, 2008. 4 Brabants Historisch Documentatie Centrum, Nederland (c)
alle afbeeldingen uit private collecties (originelen onder Public Domain
1914-1918, met bijzondere dank aan de
Erfgoedcel Kapelle-op-den-Bos). |
|
Verhalen - 1915 - Nieuwenrode
onder de Duitse bezetting
Het
gezin Van Campenhout-Lauwens verloor have en goed Marie
Constance Lauwens huwde op 29 november 1894 in Ramsdonk met Domien Van Campenhout. Marie Constance was een dochter
van Hendrik Lauwens en Marie-Anne Segers, geboren op 12
december 1874 in Tisselt als jongere zus van mijn overgrootvader Jan Frans
Lauwens2.
Het gezin Van Campenhout-Lauwens was kroostrijk en telde 14 kinderen. Het
veertiende kind Louis Albert, werd geboren in oktober 1917 en kreeg zoals
heel wat jongens in het dorp de naam mee van koning Albert I. Marie Constance
overleed 6 maanden na de geboorte van “Alberreke”. In
november 1914 waren meer dan 230 huizen vernield in de omgeving van
Kapelle-op-den-Bos en waren 700 inwoners afhankelijk van bijstand van het
Weldadigheidsbureel. De komende jaren diende de gemeente in te springen bij
de bevoorrading van aardappelen, kolen, zaaisel, groente, vruchten en andere
levensmiddelen zoals vlees voor soep, voor kleding, linnen en schoeisel. In
Ramsdonk bleef het nog enigszins rustig tijdens de oorlog, al waren er ook
huizen vernield en er vielen ook slachtoffers te betreuren.
|
|
Het
omgekeerde zagen we gebeuren bij de bezetting van het Duitse Rijnland door het
Belgische leger, in 1919-1920. Daar kwamen Belgische postzegels in omloop met
de opdruk “Allemagne/Duitschland”.
Soldaten
aan het front verstuurden hun post vaak via een tussenpersoon in een neutraal
land als Nederland of Zwitserland. De post van Vlaamstaligen
naar Nederlandse oorlogsmeters (tussenpersonen) werd bovendien vaak
gecensureerd door de hogere Franstalige Belgische legerleiding die de taal
niet machtig was en vreesde voor Flamingantisme. De knagende
onzekerheid over familieleden betekende een onmiskenbare psychologische druk
voor de frontsoldaten. In september 1914 waren er in bezet gebied door
de Duitse opeisingen van voedselvoorraden heel wat behoeftigen, en algauw
zagen hulpcomités het levenslicht. Mensen konden om de 14 dagen bij de
plaatselijke komiteit, die afhing van de nationale komiteit van Asse en Vilvoorde, een rantsoen afhalen dat
de basisbehoeften moest dekken en dat veelal bestond uit vet of spek, rijst
en maïs, en koffie, cacao, bonen, erwten of zeep. Niet dus, en dus ontstond
er naast de plaatselijke handel, bv. bij de boeren, ook een zwarte markt.
Smokkel zoals in aardappelen, boter en graan, en stroperij werden schering en
inslag, en vooral de winter van 1916-1917 was hard om te dragen. Sommige
boeren verkochten hun goederen liever op de zwarte markt tegen woekerprijzen
en er waren aardig wat meldingen van diefstal, zoals van Brusselaars die ’s
nachts de velden roofden. Hulpagenten werden aangesteld om de oogsten te
bewaken, zoals Peter Lauwens, geboren in 1883 te Brussel en woonachtig in
Nieuwenrode waar hij dienst deed met een witte armband om voorzien van het
gemeentezegel, een kepie met veldwachterallures, een stevige stok en een
Mechelse scheper. Het gegeven dat de Duitse bezetter strenge sancties oplegde
aan de gemeenten wanneer smokkel werd vastgesteld, was hier niet vreemd aan.
Nieuwenrode telde in 1917 al vijf hulpagenten. Ook Duitse soldaten liepen
wacht en aarzelden niet met scherp te schieten op stropers3. De
scholen bedeelden dagelijkse schoolsoep voor hun leerlingen. Brood
werd massaal ingevoerd, vooral uit Nederland. Voor de verwarming was men
vooral afhankelijk van kolen. De prijzen rezen de pan uit, en ook deze werden
gerantsoeneerd door de bezetters. De toestand verslechterde naarmate de
oorlog bleef duren, en de “onbeperkte duikbotenoorlog” deed daar beslist geen
goed aan – de Duitse U-boten kregen de opdracht om elk vijandig schip te torpederen,
militair of niet.
Tijdens
de bezetting was er niet veel ruimte voor ontspanning. In Nieuwenrode werd in
augustus 1914 al de jaarlijkse kermis van half oogst afgeblazen, in 1915 gold
de avondklok, en ook in 1917, zij het dan vanaf middernacht. De toelagen voor
muziekmaatschappijen werden stopgezet, en carnavalvieringen waren uit den
boze. Men trok naar omliggende gemeenten als Willebroek, Londerzeel of
Steenhuffel waar bals en cinema nog wel werden toegelaten door de Duitse
overheid. Op de draaiorgels in herbergen werden taksen geheven, en danszalen
als Het Alhambra en de Alcazar
in Kapelle-op-den-Bos waren vernield. Er werd wel gevoetbald en de
bibliotheken bleven boeken uitlenen. Tijdens de strenge winter van 1917 vroor
de vaart toe en er werd geschaatst. De Duitse bezetting introduceerde ook de
kerstboom in onze contreien, al weigerden heel wat mensen na de oorlog
principieel om een boom te zetten. Als versiering van de kerstboom werden
tijdens de oorlog ondermeer papiertjes van chocolade en kaarsjes gebruikt. Tijdens
de oorlogsjaren leefde de smokkel op tussen het neutrale Nederland en het
bezette België. In Breda zijn er enkele vonnissen bekend naar aanleiding van
verboden vervoer of smokkel tegen ene L. Lauwers (1916) en C. Lauwers (1917).
Verdere details ontbreken. Vermoedelijk ging het om inwoners uit
Noord-Brabant4 . |
|||||||
|
|
||||||||||
|
|
||||||||||
|
|