© Laurentii.be
Genealogie
Laurentii
Numquam
solus incedes
Inhoud
Blog
Documenten
Foto's
Gezinnen
Stamboom
Startpagina
Thematisch
Verhalen
Verwante
families
Voetnoten
1 Zie
apart stukje achteraan het verhaal.
2 Bron: Wikipedia.
Foto Brussel Grote Markt onder
Creative Commons licentie CC BY-SA 3.0, Paul
Hermans, 2005 (Bron: Wikimedia) – Foto Walter Luyten uit private collectie,
2002 – © Foto straatnaambord Patrik Lauwens, 2018.
|
|
Verhalen
- 1841 – Antoine Lauwens en een verijdeld orangistisch complot
Ik herinner me nog
hoe dorpsgenoot Walter Luyten1,
volksvertegenwoordiger voor de Volksunie, vertelde hoe hij op audiëntie bij
de Nederlandse koningin had gezegd dat hij “orangist” was. De betekenis
werd me algauw duidelijk gemaakt, want Walter was een begenadigd spreker en
verteller. De Belgische unie zag hij als een tragische historische
vergissing, en hij bewaarde de droom van een onafhankelijk Vlaanderen in
een vereniging van de Nederlanden. Een naïef idealisme? Bij de verkiezingen
van 11 juni 2010 was die Vlaamse onafhankelijkheid opnieuw een thema dat
volop in de belangstelling stond, nadat de Vlaams verkozen premier Yves
Leterme werd gefnuikt door de politici uit het zuiden van het land. Ik was
het niet eens met alle standpunten die Walter Luyten innam, maar we vonden
elkaar in de gemeentepolitiek begin jaren ‘90 en we hadden een
vriendschappelijke verstandhouding. Zijn passie voor geschiedenis en zijn
vertelkunst werkten bijzonder inspirerend en hebben er zeker toe
bijgedragen dat ik dit stuk van de geschiedenis kritisch en met meer begrip
leerde benaderen.
|
Antoine Lauwens was één van de vele getuigen op een proces tegen
orangistische samenzweerders, dat plaatsvond vanaf oktober 1841.
Al vanaf 1839 deden er geruchten de ronde dat Belgische republikeinen
toenadering hadden gezocht tot orangisten tijdens de spanningen ontstaan rond
het vredesverdrag tussen het pas opgerichte België en Nederland. Beide
partijen zouden tijdens de verwarring gebruik willen maken om de gevestigde
orde omver te werpen. Toch was er in 1841 een laatste zucht van orangisme,
twee jaar na de aanvaarding van de Belgische onafhankelijkheid door koning
Willem I van Nederland. Eén en ander had te maken met machtoverdracht naar
Willem II, die door de meeste orangisten in het begin van de
onafhankelijkheid nog werd gezien als een mogelijke vorst van België. Het
orangisme, zeg maar de “terugkeer naar Nederland” kon evenwel op weinig steun
rekenen van de Belgische bevolking. Het was een minderheidsbeweging. Ook
Willem II koesterde blijkbaar de idee van een eengemaakt Koninkrijk der
Nederlanden, maar hij kon daarvoor niet rekenen op de Nederlandse publieke
opinie en de regering.
Er was een samenzwering van zogenaamde contrarevolutionairen
zoals graaf generaal-majoor August Vandermeere de Cruyshoutem en ex-generaal
Jacques Van der Smissen, maar deze werd ontdekt en het kwam tot een proces.
Beiden hadden in de vroeger revolutionaire periode de graad van generaal
verworven, en beiden hadden nog aan de zijde van de prins van Oranje
gestreden. Vooral Vandermeere was een omstreden figuur: hij had een actieve
rol gespeeld in de Tiendaagse veldtocht, maar werd nadien met verlof
geplaatst. In Parijs had hij contacten gelegd met andere ontevredenen, zoals
de republikein De Potter en Max Delfosse. Ex-generaal Van der Smissen was
betrokken bij een orangistische samenzwering in 1831 te Antwerpen en was
daarna naar het buitenland gevlucht. Hij had een beloftevolle carrière achter
de rug onder het Hollandse gezag, die een einde nam toen hij een verwonding aan
zijn been opliep. Na de vrede van 1839 kreeg hij gratie en was hij
teruggekeerd naar België. De herdenkingsfeesten van september 1841 zagen de
orangisten als een gelegenheid om wapens te bemachtigen en Leopold I te
dwingen om troonsafstand te doen. Er zouden banken worden geplunderd, de
Kamer van Afgevaardigden zou in brand worden gestoken en regeringsleden
zouden worden uitgeschakeld. Naar verluid zouden verschillende officieren en
legereenheden zich vervolgens aansluiten bij de opstand.
De opstand werd vervolgens uitgesteld naar oktober 1841. Een
kapitein De Crehen, die eigenlijk voor de Belgische staat als spion was
ingezet, rekruteerde manschappen voor de (contra-)revolutie. In de
voorbereiding van het proces dat volgde vanaf december 1841, was Antoine
Lauwens voor het Assisenhof van Brabant een van de getuigen die deze feiten
kwam bevestigen. Andere getuigen van de ronselactie waren Marie Castiniels en
Jean-Jacques Adlersoons.
Nadat er volgens de Belgische overheid voldoende fysieke bewijzen
waren verzameld, werden de eerste verdachten op 29 en 30 oktober 1841
gearresteerd. Het proces voor de Raadkamer volgde nog in december 1841. Het
was meteen de grootste samenzwering tegen het nieuwe Belgische staat waarmee
de eerste Belgische koning kreeg te maken. De beklaagden werden er door het
Openbaar Ministerie van beschuldigd te hebben samengewerkt aan een plan om de
regering omver te werpen, de bevolking op te hitsen en te bewapenen tegen de
koninklijke autoriteit, een burgeroorlog uit te lokken en om de vernietiging
en plundering van Belgische steden uit te lokken. Het hele proces duurde 15
zittingen lang, onder een niet aflatende stroom van nieuwsgierige
toehoorders. Het was een politiek proces. Vooral de aankopen van wapens en de
opslag van munitie voor de zogenaamde contrarevolutie, waren de voornaamste
onweerlegbare bewijzen. De opstand was dusdanig onbedachtzaam voorbereid, dat
naar verluid vrijwel geheel Brussel op de hoogte was van wat er op til was
(…).
Uiteindelijk werd voor het eerst een
zware veroordeling uitgesproken voor een politiek misdrijf. Vandermeere en
Van Der Smissen, alsook ene Van Laethem en Verpraet kregen de doodstraf,
omgezet in levenslange gevangenschap. Een verzet bij het Hof van Cassatie
werd onontvankelijk verklaard.
|
|
Van Der Smissen zat zijn gevangenisstraf uit, tot hij op een dag
in de kleding van zijn echtgenote ontsnapte uit de gevangenis van Les Petites
Carmes. Hij verliet het Belgisch grondgebied met bestemming Hamburg.
Vandermeere werd ziek na zijn veroordeling. Zijn straf werd op 23 februari
1843 omgezet in levenslange verbanning, en hij vestigde zich in Brazilië. Na
de dood van koning Leopold I, kreeg hij overigens opnieuw de toelating om in
België te komen wonen. Een andere hoofdrolspeler, De Crehen, zag zijn
reputatie ernstig door het slijk gehaald. Na afloop van het proces trok hij
naar Mexico.
Er waren een relatief groot aantal processen in deze periode, 4
op 2 jaar tijd tegenover 2 op 7 jaar tijd daarvoor, en dit was zeker een
indicatie van het gevoel van ontevredenheid dat heerste tijdens en vlak na de
aanvaarding van het vredesverdrag. Het zou nog even duren vooraleer de rust
in het pas onafhankelijke België weerkeerde. Het zogenaamde orangisme was
alle bestaansrecht ontnomen. Na 1841 zou de beweging volledig worden
opgenomen in de liberale rangen, waarmee ze het antiklerikale karakter gemeen
had.
Walter Luyten
(Berlaar, 20 oktober 1934 - Lier, 27 januari 2008)
Walter
Luyten was een Vlaamse historicus en politicus. Hij was een
aanhanger van de Vlaamse Beweging. Walter Luyten was van 1981 tot 1991
senator voor de Volksunie. Ook in zijn gemeente Berlaar was hij zeer lang
actief en zetelde hij van 1964 tot 2006 in de gemeenteraad. In 2001 koos
hij bij de oprichting resoluut voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie. Luyten was
een zeer actief volksnationalist en reisde veel om contacten te leggen met
andere volksnationalistische bewegingen in het buitenland. Zo voelde hij zich
sterk betrokken bij de Baskische en Litouwse ontvoogdingsstrijd. Deze beide
volkeren drukten dan ook hun dankbaarheid uit ten aanzien van deze Vlaamse
politicus. Op 24 april 2007 werd Walter gehuldigd in Baskenland voor zijn
jarenlange inzet voor de Baskische zaak. Bij de
onafhankelijkheidsverklaring van Litouwen in februari 1991 hield Walter
Luyten zijn toespraak voor het parlement in Vilnius op het moment dat dat
door Sovjettanks werd belegerd. Hiervoor kreeg hij in 2006 'The Cross of Commander of the Order for
Merits to Lithuania' uit de handen
van president Valdas Adamkus.
Walter Luyten was daarmee de enige Vlaming ooit die
deze onderscheiding te beurt viel2.
In november 2014 werd in de verkaveling “Balderdorp” in Berlaar het “Walter
Luytenplein” naar hem vernoemd.
Persoonlijk kan ik de woorden van Maurits Coppieters
onderschrijven. Maurits Coppieters zei ooit over
hem,”Ik ben blij dat hij in de senaat
zetelt, en ik ben ook blij dat er maar één is zoals hem. Wie ooit in contact is gekomen met Walter
zal hem niet licht vergeten. Een gesprek met Walter bestond niet. Nee, je
nam deel aan een dialectische queeste, met Walter als gids, die je langs
gedichten, historische vertellingen en politieke uiteenzettingen bracht. En
wanneer je dacht dat Walters woordenvloed het einde van zijn kunnen had
bereikt, werd steevast een Vlaamse klassieker aangeheven, het sluitstuk van
zijn betoog. Walter van Balder hield van de climax.”
|
|