(c) laurentii.be
Genealogie Laurentii
Numquam solus incedes
Inhoud
Blog
Documenten
Foto's
Gezinnen
Stamboom
Startpagina
Thematisch
Verhalen
Verwante families
Voetnoten
2 Met de Spaanse furie, wordt de plundering en brandstichting van de
stad Antwerpen bedoeld die plaatsvond vanaf 4 november 1576, tijdens de
Tachtigjarige oorlog, door een 5000 militairen in dienst van de Spaanse
koning Filips.
3 Zie ook de bewerking in het tijdschrift “Historia” nr.2 van februari
2010 en “Eyewitness to History”,
Avon Books, 1997.
4 Geciteerd in P. Génard, “La
furie Espagnole. Documents
pour servir à l'histoire du sac
d'Anvers en 1576”, Antwerpen, 1876
Bewerking historische prenten uit private collectie
onder Public Domain: prent "Plundering
Antwerpen door Spaanse muiters" van Frans Hogenberg, 1576 - prent
"Verwoesting van Antwerpen" van Hans Collart, 1577 (zie ook
Wikimedia) - prent George Gascoigne, 1571 - houtsnede Antwerpen 1515
(facsimile edition 1925). - ets “Plundering
van Antwerpen” uit 1596
van Michaël Aitzinger en Frans Hogenbergh
onder Public Domain.
|
|
Verhalen
- 1576 - Joos Lauwers getuigt over
de Spaanse Furie te Antwerpen
Op 31 december 1576, verklaarden
Joos Lauwers, 38 en koopman,
François Moens, 34 en lijnwadenier1, Roelant Tancre,
45 en lakenbereider, Jacques Denys, 32 en makelaar,
en Willem Henricxssen, grofsmid, op verzoek van Boudewyne Buens, weduwe van
Jacques De Vick, dat de goederen van Boudewyne waren geroofd tijdens de Furie.
Diezelfde dag zijn er wel meer
notities te vinden over de gevolgen van de Spaanse Furie2 te Antwerpen. Arnoult De Bont
solliciteerde naar de vrijgekomen job van stadspeelman omdat tijdens de
inname van de stad door de Spanjaarden één van de vijf stadspeellieden, Jennyn Verhoeven, was omgekomen. Er werd ook vermeld dat
zijn weduwe de kostelijke "silvere bruecke die de speeluyden op henne eerlucke dagen gewoon zyn
te draghen" had verstopt. Zij was daarbij
geholpen door Adriaen Bammelroye, de twintigjarige
leerjongen van haar man, en zij verzocht hem als beloning het poorterschap
van de stad te gunnen.
Joos Lauwers werd ook op 14
april 1570 vermeld in een geschil met de Schout van Antwerpen. Hij werd er
vermeld als 'herdoper'
en het geschil ging er om dat hij zijn kind ongedoopt had gelaten. Dezelfde
dag was er een rechtzaak tegen Herman Janssens, een
boekdrukker die verboden boeken in zijn bezit had. Joos Lauwers stamde
blijkbaar van een koopmansgeslacht. Er zijn eerdere meldingen van Lauwers als
koopman te Antwerpen. Zo werd ook Pauwels Lauwers vermeld op 27 mei 1567 als
koopman in wol die borg stond voor een kousenmaker.
Door
geldgebrek van de Spaanse koning waren de troepen aan het muiten geslagen en
trokken ze uit de noordelijke Nederlanden naar het rijkere zuiden, en vooral
Antwerpen.
Volgens de
getuigenissen ging het er wreed aan toe begin november 1576: vrouwen werden
verkracht, mannen het hoofd ingeslagen, en honden dronken het bloed van de
doden. Het Antwerpse stadhuis en andere gebouwen werden in brand gestoken.
Het aantal slachtoffers is niet exact bekend, maar men sprak van duizenden
doden.
De ooggetuigenis
van George Gascoigne3, een minder
bekende Engelse dichter die in opdracht van een Engelse edelman de
verwoestingen beschreef, sprak boekdelen. George Gascoigne was in 1571 in
dienst gegaan van het Hollandse leger om een gevangenisstraf te ontlopen. Hij
was ooggetuige van van wat hij beschreef als
barbaarse wreedheden. Hij keerde hetzelfde jaar terug naar Engeland, en
stierf er twee jaar later. Hij meldde dat er 600 Spanjaarden stierven en
17000 mannen, vrouwen kinderen werden gedood – een cijfer dat volgens andere
bronnen eerder 7000 zou zijn.
George
Gascoigne zag dat de Spaanse soldaten in het geheel niet letten op leeftijd
of geslacht, tijd of plaats, persoon of afkomst, ambacht of religie, sterk of
zwak. Zij “triomfeerden genadeloos en
bloeddorstig, en niets of niemand kon hen weerstaan”. Kleine kinderen en
nog meer vrouwen van boven de tachtig moesten het ontgelden. De razernij
duurde tot tien dagen na de inval. Hij vergeleek hun respect voor de kerk als
“zo groot als dat van een slachter voor
zijn slachthuis”, alle huichelachtige praat over het katholieke geloof
ten spijt. Vriend noch vijand werd gespaard. Onder de slachtoffers waren ook
Portugezen en Turken en religieuze groeperingen zoals Jezuïeten. Alles moest
worden ingeleverd wat in klinkende munt kon worden omgezet. De rijke
werd geplunderd omdat hij iets bezat, de arme werd opgehangen omdat hij niets
bezat. De gruwelen gingen verder lang nadat alle weerstand was gebroken.
Gascoigne
sprak van stapels lijken in de loopgraven die vaak hoger waren dan
manslengte, heel wat mensen die verdronken waren in het nieuwe stadsdeel waar
men “de menselijke doodstrijd in net
zoveel vormen kon aanschouwen als Michelangelo er heeft geschilderd in Het
Laatste Oordeel”.
Talloze Alemanen (Duitsers) werden verbrand in hun harnas. Van
sommigen waren de ingewanden verkoold, maar de rest van het lichaam was nog
gaaf. “Soms waren hoofd en schouders
weggebrand en kon men in het lichaam kijken om de geheime anatomie van de
natuur te bestuderen. Bij andere was het onderlichaam weggebrand, zodat zij
vanaf hun middel rechtstonden. Bij anderen was alleen het bovenste deel van
de kruin verteerd, terwijl de rest van het lichaam kronkelde in onmenselijke
pijnen.” Hij zag een weerzinwekkende vervuiling - doordat de ingewanden
van paardenkadavers her en der op straat lagen en omdat de lijken niet
begraven werden - “die over de stad
hangt en al wat nog leeft aantast”. De opzettelijke verbranding en
verwoesting van het stadhuis en alle papieren en archieven van de stad, en hoe
meerdere vrouwen van aanzien en maagden werden verkracht, vond hij teveel
voor woorden.
De herinnering
van een arme Engelse koopman die het eigendom van zijn heer had gekocht voor
88 gulden liet hem niet los. De man werd opgehangen tot hij half dood was
omdat hij niet nog eens 55 gulden kon opbrengen. Toen de man werd
neergehaald, smeekte hij zijn belagers op zijn knieën en bitter wenend of hij
zijn vrienden in de stad mocht opzoeken om de rest van het geld voor de
schaamteloze eis in te zamelen. En bij zijn terugkeer – en hij maakte geen
haast omdat hij er niet in geslaagd was voldoende geld te vergaren – hingen
zij hem opnieuw op. In een plotselinge vlaag van “vriendelijkheid” vorderden
ze een monnik op om hem te begraven. Volgens Gascoigne waren 5 op de 17
slachtoffers vermoord omdat zij niet genoeg geld hadden om hun eigendommen
vrij te kopen.
Men kon beter
ook geen Waal geweest zijn, want tien dagen na de inval werden alle vermeende
Walen onmiddellijk en zonder proces gedood. Gascoigne ontsnapte zelf
ternauwernood aan de dood toen men hem op zondag de 11e voor een
Waal aanzag. Drie mensen die als Waal werden aangewezen, werden vermoord in
zijn bijzijn en één van hen bleek een arme ambachtsman te zijn die al acht
jaar in de stad woonde, nooit had gevochten, en er slechts zijn ambacht had
uitgevoerd.
De Spaanse Furie leidde er toe
dat Antwerpen, dat voorheen één van de welvarendste steden van Europa was,
nauwelijks drie dagen na de inval geld noch rijkdom bezat. “Want elke Don Diego paradeerde nu,
behangen met gouden kettingen en armbanden met zijn lichtekooien door de
stad”. Uit angst om koopwaar te verliezen, staakte Engeland de handel met
Antwerpen en de stad zou deze zware klap niet helemaal te boven komen. "Antwerpen ... Noyt
rijcker Stadt En was ter weerelt
vonden, Vol weelden abondant, Lieflijck
en playsant Schoone van
timmerage; Maer duer de Spaengiers
quat Leeft ghy nu desolaet,
Jammerlijck, vol quellage.” 4
De
gebeurtenissen gaven aanleiding tot de pacificatie van Gent op 8 november
1576.
|
|
Afbeelding: brandstichting in het Antwerpse stadhuis op 4 november
1576
Afbeelding:
De Spaanse Furie te Antwerpen volgens Hans Collaert, 1577
Afbeeldingen: Antwerpen op een houtsnede van 1515 en ets
“Plundering van Antwerpen” uit 1596 van Michaël Aitzinger en Frans Hogenbergh
die de gebeurtenissen op 4 november 1576 uitbeeldt.
|