©
Laurentii.be Genealogie Laurentii Numquam solus incedes Inhoud Documenten Voetnoten 1 zie gezin Lauwereyns-De Maegt,
1445. Bron: "Het Testament van Jeronimus Lauwerein"
proefschrift van Nico Dumalin, 2011. 2 Het testament werd opgemaakt op 21 juli 1509 in het huis van Vincent Cornelis in Voorhout in Zuid-Holland door Peter Van
Gouda. Hieronimys Lauwereyns overleed twee weken
later in Den Haag. Jeroom was ernstig ziek en zich bewust van het naderende
einde. 3 Hij wenste begraven te worden in de kerk van
Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaart in Watervliet aan het hoogste altaar. Jeroom was
de bouwmeester van deze kerk. Het oorspronkelijk graf zou vernield worden in
1794 door Franse soldaten, en het werd gerestaureerd aan het kooromgang. 4 Heel wat notabelen beschreven uitvoerig hoe de
begrafenisplechtigheid moest worden georganiseerd, soms tot en met de kleding
die moest worden gedragen. Jeroom vroeg om een bescheiden
begrafenisplechtigheid. 5 Het was gebruikelijk brood te geven aan de armen. 6 De Sint-Barbara polder wordt geschonken aan de kerk van
Watervliet in ruil voor regelmatige misvieringen [gestipuleerd onder 5-6.] 7 Hij beschrijft hoe de grafsteen er moet uitzien, met een
afbeelding van hemzelf en zijn echtgenote (Marie Strabants),
met tussen hen in, tot de hoogte van zijn gordel, een afbeelding van zijn
dochter Barbara (overleden in 1501). 8 De erfenisregeling voor zijn bastaardzoon Jacques (erkend in dit
testament) van zijn Mechelse minnares Isabelle Laroy. 9 Jeroom bedenkt zijn, toen hoogbejaarde, vriend en leermeester
Roeland le Fevere. 10 Hans Remer was de secretaris van de
Habsburgse keizer Maximiliaan van Oostenrijk. Sommige bronnen melden dat
Jeroom leermeester was van de kinderen van de keizer. 11 Louis Marmier was de secretaris van Margaretha Van Oostenrijk. 12 Willem Van Halewijn was schepen in het land van de Brugse Vrije. 13 Verwijzingen naar Sint-Winnoksbergen in Frans-Vlaanderen en
Aardenburg in Zeeuw-Vlaanderen, waar verwanten Lauwereyns woonden [zie ook
stamboom]. 14 Erfenisregeling voor zijn echtgenote Marie Strabants.
Zij mocht hertrouwen mits zij de raad inwon van de aangeduide executeurs van
het testament. 15 Een verwijzing naar zijn bezittingen in (het graafschap)
Vlaanderen en daarbuiten (o.m. in Mechelen in het hertogdom Brabant). 16 Jeroom bedacht ook de dienstboden en meiden. Onder hen de verder
genoemde Liesbeth en Lucie. 17 Erfenisdeel voor Babe (Barbe, Babette,
Barbara), een nicht, mits deze afstand doet van de erfenis van haar
moeder (...). 18 Jeroom drukt de wens uit dat de kerk van Sint-Jacob in
Waterdijk, waarvoor tussen 1504-1509 de fundamenten werden aangelegd, zou
worden voltooid. Deze kerk zou evenwel nooit voltooid worden. Tegelijk drukt
hij de wens uit dat een pelgrimstocht naar Sint-Jacob van Compostella in
Galicië zou worden ondernomen (naar wie de kerk genoemd werd). 19 De lijst van de (6) executeurs van het testament. Behalve
Jacques Lauwereyns, zijn dit Jan Pieters, voorzitter van de Grote Raad van
Mechelen, Jan Van Belle (gehuwd met een kleindochter), penningmeester van
Maximiliaan van Oostenrijk, Jeroom Friscobaldi (van een bankiersfamilie), Filips Van den
Berghe, schepen van de stad Brugge, en Galiaan
Alvarez, (Spaans) ontvanger van het Land van de Brugse Vrije. 20 Margaretha van Oostenrijk, gravin van Bourgondië, had aangeboden
de voogdij over de minderjarige kinderen van Jeroom op te nemen. Haar positie
liet dit niet toe, en daarom duidt Jeroom als voogden Jan Van Belle en Jan
Pieters aan. Scan
document uit Rijksarchief Gent (Public Domain, 1509). |
|
Documenten
- Testament Jeroom Lauwereyns, 21 juli 1509 1
|
|
In
de name des Vaders, des Zoons ende des Heyligen
Geest, amen. Ic, Jeronimus Lauweryn, ridder, etc., aenmerckende die onsekerheijt des tijttelicken leven2 ende de zekerheyt des doots, so est dat ic terwijle ic leve ende mijn verstant gebruycke, dit mijn jeghenwoirdigh testament make ende ordonnere: [1] In den eersten bevele ic mijne ziele Gode van hemelrijcke Maria zijne gehebenedide moeder ende alle Goids heyligen ende begeere begraven te zijn in de prochiekercke van Waetervliet aldaer voor de hooghe outaer ende wille daer ghevoert zijn waer ic sterve3. [2] Item ende begeere dat men dat doe zeer manierlicken ende hebbelicken zonder groote triumphe van den werelt4. [3] Item so begeere ic dat men up den dach als men mijn uutvaert doen zal te Waetervliet deelen sal den armen omme Gods wille eens viere ponden grooten of aen gelt off aen broot5. [4] Item voort so bespreck ic ende gheve die kercke van Waetervliet voirseit alle mijn landt dat ic hebbe liggen in Sinte-Barberen poldre ghelegen in de voirseide prochie van Waetervliet ende noch dat daertoe andere vertich gemeten lants liggende in deselve prochie in Lauweryns poldere ende dit zijn deselve viertich gemeten die de Wilhelmieten te Brugghe nijet en hebben willen aenvaerden6. [5] Item ende ic wille ende begeere dat die kerckmeesters aldair in der tijt wesende ten eewijgen daghen het innecommen ende vruchten van dien voirseide lande regeren ende ontfangen sullen ende daer vooren ten eewijgen daghen doe lesen alle daghen een misse voor mijn ziele, mijn dochter ziele ende alle gelovegen zielen, ende na der misse alle dagen te grave te gaen up mijn graeff ende aldair te lesen die salmen miserere mei deus et profundis cum collectis pro famulo pro famula et fidelium. [6] Item ende de reste van tghone dat dair alsdan overloopen sal van tincommen der voirseide lande sal men employeren in alsulcke godlicke diensten als bij mijn executeurs hieronder ghenoempt gheordonneert sal worden, wel verstaende dat men altijt een quotam ofte partem van tgunt dat overloopen sal als voirscreven es employeren sal in tvervolgen van tproces van die thienden van Waetervliet, twelck ic uuijterlicke begeere vervolght te hebben, tot die sententie diffinitive inclusive. Ende dat geeijnt wesens sal men tvoorseide overloop alheel employeren totten godlicken diensten nae ordonnantie van mijns executeurs als boven. [7] Item voort will ick dat men die voirseiden tiende, als zij gewonnen zijn, ordonneren sal ter ordonnantie van mijnen voirseiden executeurs ende dat nae uuytwisinghe van de ordonnantie ende concessie van bisscopen ende andere briefven dair off ghemaeckt ende te Romen geexpediert die ic daer off hebbe. [8] Item voort will ick dat men up mijn sepulcre maicken sal een epitaphium ende daerup doen leggen sal eenen heerlicken sarck ende daerup doen houwen mijn persoon ende de persoon mijne huysvrouwe ende oick den dach mijnre doots of overlijdens als die maniere ende gewoente es; Ende oick sal men daer doen verheffen in eender cleene forme die presentie van mijnre dochter saliger gedachten maer die nyet hoger dan tot mijnder gordele toe7. [9] Item als van die questie staende tusschen mij ende meester Jacob, mijnen bastaerdzone, ter cause van de huyse tot Mechelen mitten catelen so es mijn ordonnantie dat die voorseide meester Jacob ende zijn huysvrouwe, in recompensie van dien hebben sullen up alle mijne goede alsoo lange alse beijde oft ijemandt van hem beijden leven, zes ponden grooten tsiaers lijfrente die de lancxst levende van hem beijden heel heffen sal8. [10] Item ic bespreecke ende gheve mijne heere den tresorier heer Rolandt le Fevre9, ridder, een halff dousin schaelen van twaelf marck int ghewychte ende dit omdat hij een regard hebben sal tot mijn kinderen die ic hem hertelicken toe betrouwen. [11] Item ic bespreecke ende ordonnere meester Hans Remer, secretarius vanden keijsere10, hondert gouden keurvorster gulden te betalen uuyt mijnen gereeste goede. [12] Item van gelicke mijnen heere den president van Bourgondiën meester Louis Marmier, secretarius11 van mijne genadige vrouwe ende meester Jan de Marengis, elck van dese driehondert philipsgulden, oick te betalen uuyt mijns gereeste goede. [13] Item Willem van Hallewijn, scepen des Lants van den Vrien12, gheve ic in testament thien ponden grooten. [14] Item twee kinderen gebleven van Weijnock Knebbe daer die een of is te fremineuren te Brugge ende de andere te Ardenboch int Beghinoff, geve ic elcken van desen uit testamente vijff ponden grooten13. Ende want mij nijet vooren en staet van eenighe particulier schulden dair ick inne ghehouden soude mogen zijn, sonder obligatie ofte cedulle nochtans omme te meerder sekerheyt compt der yemant clactich daer die conscientien van mijne, executoren of wroech mij inne ghehouden te zijne, zo begheer ic die betaelt te hebben in maniere off daer obligacie ofte kennesse off ware. [15] Item ic begheere dat mijn kinderen naer mijn doot deelen teghen mijn huysvrouwe naer tinhouden van al alsulcken contract van hylicke als tusschen ons beyden wel ende duechdelicke gemaect ende gepasseert is. [16] Item noch gheve ick in testament te voirseide mijne huysvrouwe boven tvoirseide contract van hylicke uuyt mijnen goede hondert gulden tsiaers hair leven lanck gheduerende ende dairtoe allet gheve dat thaere live behoort van clederen, juwelen ende clenoden hoe die wese oft genoemt moge zijn; behoudelick dat zij naer mijn doot nijet weder hylicken en sal ten waer bij raede van eeneghe van mijnen executeurs14. [17] Item voort es mijn begeere dat als dan daer naer mijn kinderen deelen sullen met malkandere naer die coustume des Lants van den Vrijen van alle mijnen goederen gelegen also wel buyten die lande van Vlaenderen als dair en binnen15. [18] Item ic geve in testamente eenen jegelicken van mijnen boden, te wetene clercken, knapene ende ioncwijfven elx een tabbaer laken van een pont grooten16. [19] Item ick gheve in testamente Babe17, mijnen nichte, vier ponden grooten tsiaers up alle mijnen goederen so langhe als zij leeft; des en sal se nijet hebben van tghene dat mijnen moeder saliger gedachte haer in testamente gemaect mach hebben. [20] Item ic gheve ende bespreke Pierking ende Benedictus ende Maldeghem16, mijnen drie dienaers, een jegelick van hem een pont grooten tsiaers up alle mijnen goederen so langhe als zij leven. [21] Item van gelijcke Lucie16, mijnen joncwijff, een pont grooten tsiaers up alle mijnen goederen so langhe als zij leeft. [22] Item noch gheve ic Lijsbeth16, mijnen joncwijff, drie ponden grooten eens aen gelde. [23] Item voorts so begheere ick ende is mijnen uuytersten wille dat men die cappelle bij mij beghonnen te maken up ten Waeterdijck in den eere van den heylighen apostelle Gods sint Jacob voort up sal maicken achtervolgende het eynde naer de beghinssel dat ick ghemaect hebbe ende dat men metten aldereersten getrouwen pelgrijn varende naer sint Jacob in Galliessien senden sal een goeden gouden offer penninck den heylighen appostele sint-Iacob18. [24] Item omme dit mijn testament te volbringen in alle zijns articulen so stelle ende ordonnere ic testamenteurs te wesene in den eersten mijnen here den president van de grooten raede meester Jan Pieters, messire Jeromme Friscolbaldi ende in zijne absentie messire Leenaerdt, zijnen zoone, Philips van den Berghe, generael meester, ende den voirseide meester Jacob Lauwerijn, Jan van Belle, penninckmeester, ende Galliaen Alvarez, ontfanger des Lants van den Vrijen. Ende voor haren arbeijt ende moijte gheve ick eenen ijeghelicken van hemluyden eenen selveren scale van drie marck silvers ende begeere aen hemliyden hertelicken dat zij aennemen ende volbrengen wille als ick dat eenen jegelick van hem toe betrouwe19. [25] Item want mijne genadighe vrauwe de hertoghinne ende gravinne van Bourgoingen douaigere van Savoije etc. ende mij gepresenteert heeft aen te nemene die voochdie van mijnen kinderen ende dexecutie van dese testamente te volbringhene dat ick haer genade zeer oetmoedelicken als ic meest mach oft dancke, ende bidde dat zij de selfden mijnen kinderen ende goede onder haer protectie ende beschermenesse houde wille ende dat zij duer haer genade also zij tot allen dingen selver nijet staen20 en mach gebieden wille dit testamente in alle zijne articulen ende in hare genade name als voocht van mijnen kinderen ordonneren wille den eerwerdegen ende wijsen here mijnen heere den president vanden grooten raede meester Jan Pieters voirseit daertoe ick mits desen voeghe uuyt mijnen selfs name omme voecht te zijne van mijnen voirseiden kinderen Jan van Belle, penninckmeester voirseit, de welcke voochden sullen sijn te samen van mijnen kinderen; Ende geve den voirseide meester Jan Pieters voor zijn arbeijt ende moyte also langhe als hij leeft up alle mijnen goederen zes ponden grooten tsiaers ende den voirseide Jan van Belle oock voor zijnen aerbeyt ende moyete up alle mijnen goederen also langhe als hij leeft drie ponden grooten tsiaers. |
||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
|