© Laurentii.be Genealogie
Van Praet Hoe hoger geëerd, hoe hoger van weerd. Inhoud Voetnoten 1 Een belasting die verwijst naar spicarium
of graanschuur, afgeleid van spica of korenaar.
Merk dat het woord “spijker” in de betekenis van nagel ook van spica is afgeleid: in het Duits is “speichern”
hetzelfde als “opslaan”. De “spijker” verwijst dan ook naar een
voorraadschuur voor de opslag van graan dat als belasting (“tiendrecht”)
verzameld werd in de “tiendeschuur”. 2 De hoet werd ook de “havermaat” genoemd in het Brugse Vrije.
Deze maat kwam naar verluid overeen met 198,56
liter. In de Kasselrij Ieper was dit eerder 194,80 liter volgens Duvosquel. Alternatief werd de korenmaat of “razier” gebruikt (158,70 liter in het Brugse Vrije,
121,42 liter in de Kasselrij Ieper) en deze is allicht iets beter te vatten:
1 mud waren 6 zakken of 12 razieren (48 spinten, 96
achtendelen in de Kasselrij Ieper. In de
Kasselrij Kortrijk was de korenmaat 1 zak of 126,42 liter - terwijl er ook
een Leiemaat werd toegepast van 127,44 liter - en
de havermaat 1 zak of 132,02 liter. 3 Best te omschrijven als een “beloning”. 4 Zoals Lodewijk Vranksz van Praat,
bekend door inpolderingen in de Hoeksche Waard in
de 16e eeuw. Deze Lodewijk stamde uit een andere familietak dan Boudewijn van
Praet, die voor 1326 met vrouwe Aleid van Putten en Strijen
huwde (zie verhaal 1373). 5 In verse of gedroogde vorm werd de bloem gebruikt als
kleurstof voor kaas en boter, in vervanging van saffraan. 6 Tijdens de veldslag in Bouvines werd haar broer, Hellin
II van Wavrin gevangen genomen tesamen
met tal van nobelen van Vlaanderen. Haar vader,
Robert I, heer van Wavrin, was de senechal van Vlaanderen. Haar broer Hellin
II was vrij recent ridder geworden toen de slag plaatsvond. Hij was gehuwd
met Elisabeth van Montmirail. Maria's vader was weduwnaar van Adelheid
van Guines en was vóór 1193 hertrouwd met Sybille van de Elzas (vrouwe
van Sint-Venant, Lillers
en Vladslo). Via Maria's moeder Sybille
was er een relatie met de graven van Vlaanderen. Sybille
van de Elzas was een kleindochter van Dirk van de Elzas, de graaf van Vlaanderen vanaf 1128. Haar vader,
Pieter van de Elzas was proost van Brugge, elect van Kamerijk (1167, wereldlijk geworden in 1174),
graaf van Nevers, heer van Eline (...) en was omstreeks 1175 gehuwd met
Machteld van Bourgondië, gravin-weduwe
van Nevers. Haar kozijn (zoon van haar vaders zuster Margaretha van de Elzas) was Boudewijn, graaf van Henegouwen, Namen en
Vlaanderen, keizer van Constantinopel (1204) die gehuwd was met Maria van
Champagne. De toenmalige gravinnen Johanna (1205-1244) en Margaretha
(1244-1280) van Vlaanderen en van Constantinopel waren achternichten
van Maria. © Zegel Boudewijn II van Praet uit
familiearchief – origineel onder Public Domain. – © familiewapens: bewerkingen
op wapens onder Public Domain. – Bewerking afbeeldingen vos onder Public
Domain, middeleeuws getijdenboek 13e eeuw. –kroon Karel de Grote
1989 (origineel Public Domain, 10e eeuw). – (c) Foto’s bloemen uit
private collectie 2012-2015. |
|
Verhalen - 1224 - Boudewijn II
van Praet beslecht een twist (Kortrijk) De
edellieden Boudewijn II van Praet
en Zeger van Mossere
beslechtten in 1224 een twist die gerezen was tussen Jan van Bondues en diens vrouw Adelis (Adelheid) van Praet, een dochter van Boudewijn II van Praet, met Walter
van Kortrijk. De eersten waren ontvangers van de spijker1
van Kortrijk. Walter van Kortrijk betwistte de inkomsten op bedoelde spijker,
die op dat ogenblik 280,5 hoet haver2
bedroegen. Walter van
Kortrijk had deelgenomen aan de vierde kruistocht, en was omstreeks 1211
terug in Vlaanderen, waar hij werd vermeld als clericus aan het hof van
Philips van Namen. Hij was kanunnik van Sint-Donaas, en de prebende3 die hij daarvoor ontving had hij geruild voor die
van Hendrik van Zomergem in Sint-Veerle
te Gent. In mei 1219 werd hij vermeld als protonotarius van Vlaanderen,
hoofd van de kanselarijdienst. Hij ontving
van Johanna van Constantinopel de inkomsten van de grafelijke spijker te
Kortrijk, te Marke, te Aalbeke
en te Bellegem, afgestaan door Hugo van Halluin en diens vrouw Adelheid.
Verhalen - 1260 – (van) Praet en het boek van Reinaard De
Vos In het episch dierdicht "Van den Vos Reynaerde", algemeen beschouwd als een hoogtepunt
van de Nederlandse middeleeuwse literatuur, trad een zekere Praet op, een
eerder melancholisch en neerslachtige vriend van de hoofdrolspeler, de sluwe
vos Reinaert. Afbeelding: een vos met menselijke trekjes, uit een middeleeuws
getijdenboek Het boek werd geschreven in het Middelnederlands in
de dertiende eeuw door een zekere Willem "die ook Madocke
maecte" (van Boudelo?).
Het is een opmerkelijk boek omdat het een parodie was op middeleeuwse
auteursprologen en slotwoorden en omdat onder het voorwendsel van een
schelmenroman de draak werd gestoken met machthebbers, burgerij en clerus en
dus tal van verwijzingen bevatte naar historische figuren uit die tijd. Het
boek sloot literair aan bij een grotere verzameling vossenverhalen, de 'Renart le Roman' van Perrout de
Sainte Cloude. Het was
gebaseerd op het eerste verhaal van deze verzameling, 'Le Plaid' (het
pleidooi), verschenen in 1160. Eén manuscript van "Van den Vos Reynaerde" bleef
integraal bewaard. Het "Comburgse
handschrift" was een codex van tussen 1380 en 1425, vermoedelijk
afkomstig uit een Gents kopiistenatelier, dat Willems verzen bevatte.In dezelfde tijd was er ook een dichter, Jan
(van) Praet, die vooral bekend bleef door zijn werk "Spieghel der Wijsheit" of "Leeringhe der Zalichede"
(13e of 14e eeuw, datering onduidelijk). Wij vermoeden dat het hier om Jan
van Praet gaat, onderdiaken en kanunnik van Sint-Donatius
te Brugge, vermeld in 1226-1258, en zoon van Boudewijn II van Praet. De middeleeuwse auteurs hanteerden een rijke
beeldspraak. In "Den hoet van Minnen" werd de betekenis uitgelegd van
bloemen waaruit "de krans der liefde moet worden gevlochten", een
beeldspraak die ook Jan Praet bijvoorbeeld gebruikte om de vijf deugden van
Maria te beschrijven: haar goedertieren werd gesymboliseerd door de kersouw,
ootmoed door de acolei, getrouwheid door de
goudsbloem, reinheid door de lelie en haar liefde door de roos. "De
genade van Maria", volgens Jan Praet, "verlicht het hart van de
mens". De gedichten van Jan Praet kenmerkten zich door een sierlijke en
heldere taal, in een welluidend Westvlaams. Hij
beheerste de meest uiteenlopende vers- en strofevormen, schreef in kwatrijnen
met gekruist rijm en in doorlopende verzen met gepaard rijm. Jan Praet was ongetwijfeld een dichter, die met
dichterlijke visie en poëtisch gevoel schreef en niet met naargeestig
prozaďsch gemoraliseer. Het leerdicht van Jan Praet handelde nochtans over de
strijd tegen de hoofdzonden, voorgesteld als "de boom der zonden" (arbor vitiorum), een stam,
hoogvaardigheid, met zes takken. De priesters moesten het ontgelden wegens
wellust, luiheid en hebzucht. Het gedicht bevat ook een uitvoerig verhaal van
het leven van Jezus. Beeldspraak in
bloemen: de vijf deugden van Maria
|
|
Verhalen - 1249 - Frank
Van Praet te Hannekenswerve, deskundig in inpoldering Frank Van Praet, een telg van het geslacht van de heren van Praet,
werd vermeld in 1249-1250 als bezitter van een huis te Hannekenswerve (Zeeuws-Vlaanderen). De
familie van Praet had uitgebreide ervaringen op het gebied van inpolderingen.
Er wordt aangenomen dat Frank Van Praet de in 1282 genoemde polder bij Zandijk heeft ingepolderd. Hij was een zoon van Boudewijn II van Praet. Frank Van Praet
is vermoedelijk jong overleden, gezien zijn dochter Sybille Van Praet geen broers of zusters
had. Hij sneuvelde vermoedelijk in de slag bij Westkapelle
op 4 juli 1253, waar veel Vlamingen de dood vonden. Zijn echtgenote was
wellicht een Walcherse, of iemand die recht had op
het kasteel Zandenburg. Hun dochter Sybille van
Praet was immers vrouwe van Zandenburg. Het is niet uitgesloten dat Frank's vrouw een kleindochter was van Simon van Zandijk, die 1247 zonder mannelijke nakomelingen stierf. Het wapen van
deze familie van Praet was in goud met een rood schuinkruis. De latere
heren van Praet - van Moerkerken4, voerden
hetzelfde wapen als de gemeente Mijnsherenland: in
goud een rood schuinkruis belegd met 5 schelpen. Dit familiewapen komt voor
op het familiegraf in de kathedraal van Brugge. De familie van Moerkerke voegde hun heraldisch kenmerk, vijf zilveren
schelpen, toe aan dit van Van Praet.
Verhalen - 1272 -
Huwelijk van ridder Wolfert I van Borselen met Sybille Van Praet Wolfert I van Borselen, vermeld als ridder in 1284, en heer van Veere
en Zandenburg, huwde in op 12 november 1272 met Sybille Van Praet, ook genaamd van Randerode. Wolfert I van Borselen werd geboren omstreeks 1250 te Veere als zoon van
Hendrik van Borselen, vermeld als ridder in
1263-1267, en overleden omstreeks 1270. Wolfert
werd vermeld als leenman van Oudewater en Zandenburg in 1298, en ook als
leenman van het gerecht van Benschop, het gerecht van Polsbroek en een huis
te Ijsselstein. Hij was regent van Holland en van
Zeeland, vermeld in 1271-1299, en wordt beschouwd als de stichter van de stad
Rotterdam. Na de moord op Floris V had hij gedurende enkele jaren de macht in
Holland praktisch in handen, toen hij regent werd van Holland en Zeeland voor
de jonge graaf Jan I. Sybille van Praet
werd geboren als dochter van Frank van Praet en als kleindochter van
Boudewijn II van Praet, vermeld als ridder in 1208, heer van Praet en van
Watervliet, en Maria van Wavrin6.
Zij werd geboren te Purmerend en werd vermeld als Vrouwe van Waterland. Naar alle waarschijnlijkheid
groeide zij op aan het hof van de graaf van Vlaanderen. Zij overleed
omstreeks 1294 en werd begraven in de Eeckhoutabdij
te Brugge. Na haar overlijden zou Wolfert in 1297
hertrouwen met Catharina van Durbuy, de weduwe van Aelbrecht van Voorne (heer van Voorne en burggraaf van Zeeland). Wolfert
I van Borselen werd op gruwelijke wijze
vermoord in augustus 1299 te Delft, Zuid-Holland, bij een poging om
graaf Jan I naar Zeeland te ontvoeren. De stamlijn van Wolfert
gaat terug tot Karel de Grote (748-814). Afbeelding:
de kroon van Karel de Grote, keizer van het ‘Heilig Roomse Rijk’, ontstaan
met Kerstmis 799 Het koppel
kreeg één kind, Wolfert II van Borselen,
geboren te Veere. Wolfert II huwde omstreeks 1312
met pauselijke dispensatie, vanwege een 4e-graadsverwantschap, met Adelheid van Henegouwen. Ook hij was ridder, en heer van Vere en Zandenburg. Aleid van Henegouwen was een dochter
van Jan II van Holland Avesnes, graaf van Henegouwen en Holland, en diens maitresse. Wolfert en Aleid
hadden twee kinderen: Wolfert III, geboren
omstreeks 1313 te Veere, en Claes van Borselen. Wolfert II overleed in 1317. |
||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||||||
|
|