© Laurentii.be Genealogie Van Praet Hoe hoger geëerd, hoe hoger van weerd. Inhoud Voetnoten 1 In de geromantiseerde "De kerels van Vlaanderen"
van Hendrik Conscience (1883) speelt Gervaas Van Praet een prominente rol. 2 Deze kerk
werd afgebroken tijdens de Franse Revolutie. 3 Boudewijn
VII, bijgenaamd Hapkin of ook soms "met den Bijl", overleed op 17
juni 1119 als gevolg van een hoofdwonde die hij enkele maanden tevoren had
opgelopen toen hij samen met de Franse koning Lodewijk VI "de
Dikke" in de tweede Normandische oorlog het beleg had geslagen voor de
Normandische vesting van het stadje Eu. Boudewijn had geen nakomelingen.
Aangezien Boudewijn enig kind was gebleven, toen zijn twee broers vóór hun
vader overleden, moest men voor de opvolging een graad hoger gaan. De enige
die hiervoor in feite in aanmerking kwam was Karel van Denemarken, de
kleinzoon van Robrecht de Fries langs zijn moeder Adelheid,
die gehuwd was met Knut IV, koning van
Denemarken. Karel, werd, mede uit veiligheidsoverwegingen, kort na de
dood van zijn vader naar Vlaanderen gebracht waar hij zijn jeugd aan het hof
van Boudewijn VII doorbracht. Hij vergezelde Robrecht II naar Palestina
tijdens de eerste kruistocht. Zijn inhuldiging als graaf van Vlaanderen had
enkele dagen na de dood van Boudewijn VII plaats te Brugge. 4 Galbertus
van Brugge beschreef in zijn dagboek ook het vermeende dodenmaal van de
moordenaars: "Hierbij zij aangetekend dat, na de moord op graaf
Karel, de nacht na zijn eerste begrafenis, Borsiard
en de deelgenoten van zijn misdaad, naar het gebruik van heidenen en
tovenaars, een beker vol bier namen en brood. Gezeten rond het graf,
plaatsten zij de drank en het brood op de tafel van het graf en aten en
dronken bovenop het lichaam van de zalige graaf, in het geloof dat dan
niemand hem op enigerlei wijze zou wreken.” Galbertus maakte er een “heidense gebruik” van als het negatieve
spiegelbeeld van de eucharistie: brood en een beker bier worden op de
graftombe geplaatst, in plaats van het brood en de kelk op het altaar; eten
en drinken bij het graf zoals heidenen en tovenaars doen, in plaats van de
communie rond het altaar; het bezweren van een dreigende vergelding, in plaats
van vrome gebeden. Galbert zette daarmee een lange traditie voort van
reacties vanwege Christelijke auteurs op heidense rituelen. 5 De
Katholieke kerk zou hem in 1884 gelukzalig verklaren. Zijn neogotische
reliekschrijn (1883-1885) wordt bewaard in een zijkapel van de
Sint-Salvatorkathedraal van Brugge. In de middenbeuk kan men een houten
portret van Karel de Goede terugvinden. Zijn rechter bovenrib werd bewaard in
een kristallen neogotische reliekschrijn die sinds 1880 werd tentoongesteld
in de Torhoutse Sint-Pieterskerk. De vader van Karel de Goede, de Deense
koning Canutus of Knoet IV in 1100 heilig verklaard. Canutus werd vermoord in
1086, waarna Karel naar Vlaanderen kwam. 6 Mogelijk
speelden ook familiale belangen mee. De burggraaf van Brugge, Boldran, was gehuwd was met een zekere Dedda of Duva. Deze Dedda onderhield een relatie met Erembald van
Veurne, die wapenknecht was van haar man. Dedda had haar minnaar beloofd met
hem te trouwen en hem tot burggraaf te verheffen zodra Boldran
zou overlijden. Erembald vermoordde zijn meester tijdens een boottocht op de
Schelde en huwde kort daarna met Dedda, maar die zou door het huwelijk haar
adellijke voorrechten verliezen. 7 Willem
Clito of Guillaume Cliton (d.i. zoon van koning of prins), was de zoon van
Robert van Normandië, die zijn broer Hendrik I, koning van Engeland, in 1106
had laten opsluiten. Willem was de kleinzoon van Mathilde, de oudste dochter
van de Vlaamse graaf Boudewijn V, die in 1053 met Willem de Veroveraar was
getrouwd. (c) Bewerking
portret Karel de Goede, Sint-Salvator Brugge onder Public Domain, 15e
eeuw (met dank aan Paul Hermans) – Bewerking prent |
|
Verhalen - 1127 – Gervaas Van Praet leidde de strafexpeditie tegen de
moordenaars van Karel de Goede De
eerste melding van Gervaas Van Praet,
vonden we bij de inhuldiging van Karel van Denemarken, die later "Karel
de Goede" zou worden genoemd, als graaf van Vlaanderen in 1119. Bij de
intrede van Karel van Denemarken reden aan zijn zijde de jonge hertog Willem
van Normandië en Gervaas van Praet, kamerheer, en beschreven als romanheld
door Hendrik Conscience1 als
"geroemd als een wijs, moedig en verkleefd ridder". Er
was een complot om de graaf van Vlaanderen, Karel de Goede, te vermoorden,
uitgaande van proost Bertulf, de zoon van Erembald van Veurne. Aanleiding
waren de plannen van de graaf om de macht van de proost en zijn familie in te
perken. Bertulf was administratief hoofd van de graaf, kanselier van
Vlaanderen, en had familieleden op belangrijke machtposities weten te
plaatsen gedurende de 28 jaar van zijn kanselierschap. Ook al waren deze ‘ministeriëlen’,
zeg maar dienaars, niet van adel, toch beslisten zij achter de schermen over
het reilen en zeilen van het graafschap. In
1089 was Bertulf als proost van de Sint-Donatiaanskerk2 te Brugge geïnstalleerd. Hij was
een ‘horige’ in dienst van de adel en maakte deel uit van een nieuwe klasse
van bevoorrechte lijfeigenen die een vrijer statuut verkregen (“ministeriëlen”).
Drie jaar later trad hij toe tot het dagelijks bestuur van Brugge en werden
zijn broers benoemd tot burggraven van de stad. De familie van Bertulf, kreeg
de bijnaam van ‘Erembalden’ en bouwde zijn macht verder uit via een grote
zeggenschap over de kanselarij van Brugge, de grafelijke domeinen en het
kapittel van de Sint-Donaatskerk. Zoals meer gebeurde in deze nieuwe klasse,
sloten zij dankzij hun macht en rijkdom ook huwelijken af met adellijke
families. Dat was nog ongebruikelijk in die tijd, omdat het de regel was
binnen de eigen stand te huwen. De opkomst van deze nieuwe klasse semivrije
personen zorgde in heel Europa voor een verstoring van het ‘klassieke’
evenwicht tussen adel, kerk en steden. Karel de Goede werd tussen 1080 en 1086 in Denemarken geboren als zoon van de Deense koning Knoet IV en Adelheid van Vlaanderen, dochter van Robrecht I de Fries en ging oorspronkelijk bij de naam Karel van Denemarken. Als neef van graaf Boudewijn VII van Vlaanderen (regerend van 1111-1119) werd hij voor diens dood als opvolger benoemd. Een of twee jaar voordat hij Boudewijn opvolgde3, trad hij in het huwelijk met Margarete van Clermont. Zijn erenaam 'de Goede' verdiende hij voornamelijk tijdens en na de hongersnood van 1124-1125 die Europa teisterde. Afbeelding: Karel De Goede, Graaf van Vlaanderen
tussen 1119 en 1127 Een
incident leidde tot een verhoogde spanning tussen de Erembalden en de adel.
Een ridder weigerde in 1126 een strafproces tegen een Erembalder
in een tweekamp te beslechten, omdat zij niet van adel waren. Graaf Karel de
Goede moet tot het besef zijn gekomen dat het breken van de macht van de
Erembalden veel misstanden, misbruiken en onrust kon doen verdwijnen. Dat
begon met het opeisen van de Erembalden als zijn horige onderdanen – waarbij
zij de kans kregen hun adellijke afkomst te bewijzen voor een rechtbank in Kassel, een achterleen van Vijve-Ainsche
dat tot de 10e eeuw in het bezit was van de Sint-Pieterabdij
van Gent. De Erembalden daagden er evenwel op met een grote legerschare, en
de rechters durfden geen uitspraak doen. Op wraak belust, vernielden de
Erembalden de bezittingen van de heer Tancmar van
Straten, een lid van de hofhouding van Karel de Goede, die als aanzetter tot
de rechtsgang werd beschouwd. Grafelijk
secretaris van Karel de Goede, Galbert van Brugge, beschreef in zijn dagboek
de gebeurtenissen van 1127-1128, waaronder het machtsmisbruik van de Erembalden
en de moord op Karel de Goede4. Het ging van
kwaad naar erger, want op 2 maart 1127, op een mistige ochtend te Brugge,
werd Karel de Goede tijdens zijn ochtendgebed in de Sint-Donatiaanskerk
vermoord5. Zijn
kamerling, Gervaas Van Praet, wist diezelfde dag Brugge te ontvluchten,
terwijl ook andere getrouwen aan de graaf werden vermoord door de Erembalds. De onverwachte dood van de graaf van Vlaanderen, en het feit dat zijn huwelijk met Margarete van Clermont kinderloos was gebleven, dompelden Vlaanderen in een crisis. In Vlaanderen was er geen onmiddellijke reactie, omdat men beducht was voor de “clan van de Erembalden” zoals de aanstokers werden genoemd. Op
7 maart 1127 kwam er een reactie. Gervaas Van Praet nam met een dertigtal
ridders, waaronder zijn leenmannen, vergezeld van een duizendtal manschappen
een vestiging in van de Erembalden, het kasteel van Wilfried
Cnop, een broer van Bertulf, te Raverschot
nabij Eeklo. Het ontmoedigde garnizoen werd al snel
tot overgave gedwongen. De versterking werd vernield, enkele kopstukken van
de familie werden gelyncht en hun bezittingen werden verdeeld onder de
baronnen. Afbeelding: een middeleeuwse uitbeelding van de
moord op Karel de Goede in de Sint-Donaatskerk te Brugge. Daarna
rukte Gervaas Van Praet op naar Brugge. Wilfried
Cnop kon echter met enkele van zijn mannen
ontsnappen en zich kort daarop voegen bij zijn broer te Brugge. Op
9 maart 1127 werden Gervaas en zijn mannen langs de stadpoort aan het Zand
door de Bruggelingen de stad binnengelaten. Met de hulp van de Bruggelingen,
en later ook van de Gentenaren, werden na dagen van belegering van de
grafelijke woonst de moordenaars van Karel de Goede gevangen genomen. De
soldaten van Bertulf verdedigden zich heftig, maar moesten zich terugtrekken
op de Burg, het castrum van de Vlaamse graven.
Onder de toestromende hulptroepen bevond zich onder meer Zeger,
ook Siger genoemd, de kastelein van Gent met zijn
legerbende, en Iwan, de broer van Boudewijn van
Aalst.
|
|
Een
andere opponent was Boudewijn IV, de graaf van Henegouwen. Hij viel Oudenaarde
binnen en stak de stad in brand. Bevreesd voor een wraakactie van Lodewijk,
keerde hij nadien in allerijl terug naar Bergen en hield er zich
gedeisd. Het
slechte bestuur van Willem Clito, die zijn beloften ten opzichte van de
bevolking niet kon nakomen, en omwille van de toenemende armoede in
Vlaanderen door het stilvallen van het de handel met Engeland7, kwam het tot een opstand die
uitmondde in de dood van Willem Clito in 1128. In datzelfde jaar kreeg het
huis van Elzas zeggenschap over het graafschap, mede door de voorspraak van
de Vlaamse steden die daarmee hun groeiende rol in de Vlaamse politiek
gestalte gaven. Diederik van de Elzas werd geïnstalleerd als Graaf van
Vlaanderen, en een nieuwe periode van welvaart en stabiliteit brak aan. Gervaas
Van Praet was op 2 april 1127 door de nieuwe graaf Willem Clito, met
instemming van de Franse koning, aangesteld tot nieuwe burggraaf van Brugge.
In die functie kreeg hij respect van de Bruggelingen, maar kwam onder druk te
staan vanwege het wanbeleid van de nieuwe graaf. Hij zwoer uiteindelijk zijn
manschap aan de graaf af, en zwoer trouw aan de nieuwe graaf Diederik van de
Elzas. Uit de dagboeken van Galbertus blijkt dat Gervaas zich ook actief had
gemengd in de gevechten om het bewind van graaf Clito omver te werpen. De
precieze leeftijd van Gervaas Van Praet werd niet vermeld. Gervaas
had een broer, Lambert van Praet,
vermeld in 1122. Lambert van Praet was de vader van Boudewijn I van Praet en van Ivan (Iwein) van Praet,
vermeld in 1153 te Affligem. Gervaas van Praet had één dochter, Margaretha van Praet. Zij werd
vermeld als non te Utrecht in het midden van de 12e eeuw. Naar
verluid werden zevenentwintig samenzweerders van de hoogste toren van de
burcht naar beneden geworpen op bevel van de Franse koning Lodewijk VI
(inmiddels ook aangekomen in de Vlaamse contreien). Eén van de moordenaars, Wido Van Steenvoorde, werd in Reningelst
gedood in een tweegevecht met Herman Den Iseren.
Het betekende het einde van de macht van de Erembalden. Gervaas
Van Praet was van adel. Hij was vermoedelijk verwant met burggraaf Boldran van Brugge6,
overleden omstreeks 1060, en de familie was gevestigd in Oedelem,
West-Vlaanderen, waar zij op een 10-tal kilometer van Brugge de “Heerlijkheid
Praat” bestuurden. Gervaas Van Praet was een kamerling van de Graaf van
Vlaanderen, een ereambt, althans in theorie belast met het toezicht op de
grafelijke vertrekken en de grafelijke schatkamer. Hij was de opstand tegen
de Erembalden begonnen op 7 maart 1127. In
dezelfde maand werd Willem Clito7, lid van de
Vlaamse dynastie langs moederszijde en Normandiër, aangesteld als de nieuwe
graaf van Vlaanderen onder druk van de Franse koning, leenheer van het
Graafschap Vlaanderen. Willem Clito was evenwel nog een eind verwijderd van
de macht. Willem van leper betwistte de keuze van de koning door zich meester
te maken van Veurne, Cassel, Aire
en Sint-Winoks-Bergen. Lodewijk VI, samen met Gervaas van Praet en vergezeld
van Willem Clito, trok met een goed gewapend leger op naar leper en belegerde
de stad. Dit beleg was van korte duur. De burgers van leper openden de
poorten van de stad. Lodewijk en zijn soldaten stroomden de stad binnen en
konden de verraste Willem gevangen nemen. Hij werd opgesloten in de
gevangenis van Rijsel. |
|
|
|||
|
|
|||
|
|