(c) laurentii.be Genealogie
Laurentii Numquam
solus incedes Inhoud 1 Angelique Maes, zus van (stief-) moeder Leontine Maes. Angelique "Lique"
Maes was geboren op 8 januari 1889 in Leest en was gehuwd met Jacques "Kobe" Muyldermans,
geboren op 17 augustus 1889 in Kapelle-op-den-Bos. Angelique Maes zou
overlijden op 14 februari 1970 in Leest. Jacques Muyldermans zou overlijden
op 26 januari 1980 in Londerzeel. Het gezin woonde aan de Oude Tisseltbaan 1,
naast broer Alfons Maes en Marcella Vroman(s) (nr. 2)10, tegenover het gezin Van Praet-Maes (Kleine Heide aan wat nu de
Juniorslaan is, tegenover wat in 2019 het "Tuincentrum Van Praet"
is). 2 Daar had Pieter Gerard in alle waarschijnlijkheid Maria Cools leren
kennen, die bij haar nonkel werkte als secretaresse. Zij kregen nadien
verkering tijdens de kermis op De Wolf in Liezele, op een dansant in een
spiegeltent. Ongeveer zes jaar later dan deze foto, op 22 oktober 1932,
huwden zij in Liezele. Zie ook stamboompagina Cools
en verhaal uit 1924. 3 Zij waren kinderen uit het eerste huwelijk van Charel Van Praet.
Marie huwde op 23 juni 1929 in Leest met Alfons Peeters, en het gezin
vestigde zich in Houtem bij Vilvoorde. Tinneke zou op dezelfde dag als haar
zus in Leest huwen met Jaak Eeraets. Zij weken uit naar Kapelle-op-den-Bos.
Dat maakt dat alle nog levende kinderen uit het eerste huwelijk buiten Leest
gingen wonen, ook Pieter Gerard in 1932, net zoals hun oudste zus Bertha in
1925. 4 zie ook stamboompagina Van Praet. Edmond
huwde met Maria Spruyt; Virginie huwde met Frederik De Rooster; Francine huwde
Edmond Van Rompay; Melanie huwde Jules Geens; Angèle huwde Pol Piessens. 5 Zie voornamelijk “De Kronieken van Leest” van de hand van Marcel Van
Hoof. 6 In 1923 werden twee auto bezitters vermeld: Jan Frans Piessens bezat een overdekt voertuig, en Hendrik Verbeeck een niet-overdekt voertuig. 7 De onderwijzerswoning werd tot dan met petroleumlampen verlicht cf.
o.m. meldingen van voor 1914. 8 Nog in 1922 had hij toelating gekregen voor het gebruik van een
gasmotor. Die verving toen een stoommachine. Lauwers ging duidelijk mee met
zijn tijd. Zie ook gezinsfiche. 9 Hij was afkomstig van Willebroek en op 8 december 1906 aangesteld als
gemeentelijk vleeskeurder in Leest, in vervanging van Slachmuylders. 10 Na het overlijden van Theofiel Maes werd deze woning toegewezen aan
Constant Van Alsenoy, uit het verdwenen Wilmarsdonk, een dorp dat verdween bij de uitbreiding van
de Antwerpse haven. Dit gebeurde met steun van de Belgische staat
(compensatie). De familie Alsenoy kreeg verder
boerderijen toegewezen in de Winkelstraat, in de Tiendeschuurstraat, aan de
Oude Tisseltbaan in Leest, en in de Molenstraat van Heffen. Met bijzondere dank aan Hugo en Rik Lauwens en Leontine Geens voor
opzoekwerk over deze foto.
(c) Foto’s uit het familiearchief Van Praet, 1924-1929 (met dank aan
Godelieve Van Praet). – Filmposter “Modern Times”, 1936, uit private
collectie, onder Public Domain (Bron: Wikimedia / More or Less
Bunk). |
|
Blog
- 1926 - De familie Van Praet in Leest De kinderen Van Praet-Maes poseren
trots in Leest voor de woning van hun "tante Lique en nonkel Kobe"1 aan de oude Tisseltbaan met hun broer
Pieter Gerard Van Praet op zijn 19e verjaardag op 20 oktober 1926. Pieter
Gerard Van Praet had een nieuwe fiets, gekocht bij Frans Paridaens in Hingene2. Niet alle kinderen staan op de foto. De
oudste zus Bertha, geboren in 1899, was op 21 februari 1925 in Wilrijk gehuwd
met Jozef Demuylder en het gezin had zich gevestigd in Ottenburg. Zus Marie
Van Praet, geboren in 1901, en Tinneke, geboren in 1905, ontbreken eveneens
op de foto3. Enkele kinderen waren vroeg overleden,
zoals Gerard Jozef (1898-1899), Edmond (1902-1903), Gusta (1904-1904) en
Barbara (1906-1906). Pieter Gerards moeder, Melanie Diddens, was in het
kraambed gebleven bij zijn geboorte en als kind was hij opgevoed in Tisselt
door Pelagie Van Praet, een ongehuwde zus van zijn vader Charel Van Praet,
tot Charel Van Praet in februari 1908 hertrouwde met Marie Leontine Maes4. Er was ook Marie Odile
Van Praet (1919-1920) uit het tweede huwelijk die jong was overleden. Alle kinderen op de foto, behalve
Pieter Gerard, waren uit het tweede huwelijk van vader Charel Van Praet met
Leontine Maes. Pieter Gerard was het laatstgeboren kind uit het eerste
huwelijk van Charel Van Praet met Melanie Diddens. Emiel Van Praet, uit het
tweede huwelijk, ontbreekt eveneens - hij was toen amper 2,5 jaar oud en de
tweeling Theofiel en Richard (°1927) waren nog niet geboren. Op de foto herkennen we van links naar
rechts4:
Edmond Van Praet (°1921, 5 jaar), Virginie Van Praet (°1911, 15 jaar), Marie
Francine Van Praet (°1909, 17 jaar), Pieter Gerard (°1907, 19 jaar), Melanie
Van Praet (°1913, 13 jaar), en Angèle Van Praet (°1916, 10 jaar).
|
|
Leest
in 1926 – “Modern times” Eén van de grootste veranderingen in
het dorp Leest in het Interbellum, na de Eerste Wereldoorlog, waren
ongetwijfeld nieuwe nutsvoorzieningen zoals elektriciteit en telefonie5. Op de foto van 1926 is op de
achtergrond ook een paal te zien van het nieuwe elektriciteitsnetwerk. Eind
1926 telde het dorp 1747 inwoners en alle woningen zouden worden voorzien van
‘moderne’ elektriciteit en telefonie. Dat bleek geen sinecure. Ook het
openbaar vervoer en de ‘moderne’ gezondheidszorg zouden in deze jaren
gestalte krijgen. In 1922 had de maatschappij “Electricité du Nord de la Belgique” een grondplan
opgesteld voor elektrische leidingen aan de Molenstraat, het Dorpsplein, de
Scheerstraat, de Koestraat, met 12 lampen van 50 bougies elk, met extra 26
lampen voor wegenis- of “openbare” verlichting langs de Tisseltbaan, de
Blaasveldstraat, tot aan de woning van Pieter Jan Diddens. In november 1924
ging de gemeente het contract aan. In november 1925 werd besloten elektrische
verlichting te laten aanbrengen in de Bist, de Kapellebaan, de Alemstraat, de
Grote en de Kleine Heide, en gedeeltelijk aan de Tisseltbaan. Dat jaar telde
de gemeente 312 huisgezinnen. In 1925 telde de elektriciteitsvoorziening 121
cliënten in Leest met een verbruik van 7384 kWh, en 1410 kWh voor openbare
verlichting. Dat kwam neer op 5 kWh per cliënt per maand, met, in juni 1925,
49 aangesloten huizen. Dat aantal liep op tot 357 cliënten met 37823 kWh in
1935 (3544 kWh voor openbare verlichting), tot 439 cliënten met 102813 kWh in
1945 (1928 kWh voor openbare verlichting), tot 494 cliënten met 208924 kWh in
1955 (13824 kWh voor openbare verlichting). In 1923 werd een Leestse pachter gedood
bij een ongeval met een auto in Hombeek. In 1924 werd de koepokinenting
georganiseerd voor 200 leerlingen. Datzelfde jaar kreeg het schoolhoofd een
verzoek om zijn kippen en eenden niet meer op de speelplaats van de
jongensschool te laten lopen voor en na de schooluren omwille van de
uitwerpselen. Hygiëne, veiligheid en gezondheidszorg kregen de nodige
aandacht. Er waren in 1924 drie bezitters van (personen) motorvoertuigen in Leest:
Frans Piessens aan de Blaasveldstraat, Hendrik Verbeeck aan de Tisseltbaan en
Jan Frans Selleslagh uit de Bist6.
Er waren daarnaast ook vrachtauto’s in gebruik. Datzelfde jaar werd
toestemming gegeven om bovengrondse telefoonlijnen aan te leggen voor Frans
Piessens aan de Blaasveldstraat en voor vlashandelaar Charel Van Praet aan de
Tisseltbaan. Voorwaarde was wel dat de palen zo dicht mogelijk bij de
grachten werden geplaatst om de wegenis niet te belemmeren. Zij waren niet de
eersten in Leest: al in 1922 kreeg handelaar Alfons Apers een soortgelijke
toelating. In 1924 werd er onderhandeld met het “Bestuur van Telegrafen en
Telefonen” over de plaatsing van telefoonpalen en met de
Elektriciteitsmaatschappij over het plaatsen van cabines. Tegelijk waren er
klachten over de bezoedeling van de Zenne en de geurhinder die dit meebracht.
Er werd met een beschuldigende vinger gewezen naar de grootstad Brussel, die
de rivier als open riool gebruikte. Die klachten waren er overigens al van
voor de Eerste Wereldoorlog. In mei 1925 had Adolf Masure uit Tisselt de toelating
gekregen om een autobusdienst tussen Mechelen en Breendonk te organiseren,
over Hombeek, Leest en Tisselt. De bus reed van 6 uur ’s morgens tot 20 uur
’s avonds. Het ging om een Ford rijtuig van 22 PK met 16 zitplaatsen.
Werknemers van het Arsenaal in Mechelen maakten er gretig gebruik van, maar
ook de landbouwers van Leest om hun witloof naar de groentemarkt in Mechelen
te brengen. De “Maatschappij van Buurtspoorwegen” zou in 1926 de uitbating overnemen.
In maart 1925 reed een auto op een verlichtingspaal bij een uitwijkmanoeuvre
in de Koestraat, in de richting van het dorp. Datzelfde jaar werd de
Tiendeschuurstraat voorzien van elektrische verlichting. In 1926 was er een tekort aan steenkool
in Leest. Dat jaar sloeg ook de besmettelijke ziekte “mond en klauwzeer” toe
bij bewoners in het dorp. Het begon in de Kleine Heidestraat, waar de ziekte
al in 1924 en in januari 1925 was vastgesteld bij vee door veearts Van Passen9, en breidde uit tot de Bist en de
Kouter. In augustus 1926 diende landbouwer Theo Van Aken uit de Kleine Heide
klacht in tegen de elektriciteitsmaatschappij omdat een melkkoe aan een “ijzeren staak van de hoogspanningslijn”
aan de verf had gelikt en moest worden afgemaakt. Veearts Van Passen
verklaarde dat de koe een handelswaarde van 4000 frank had. Eerder die maand
was één van de werklieden die met de schilderwerken bezig was, dodelijk
geëlektrocuteerd toen een zekeringketting de elektriciteitsdraad had geraakt. In oktober 1927 was Victor Troch, een
landbouwer aan de Mechelbaan, met zijn gespan tegen een verlichtingspaal
gereden in de Molenstraat. Op
de gemeenteraad van 3 december 1927 kwamen klachten aan de orde over de
gebrekkige verlichting. Men meende dat het lag aan de cabine aan de wijk “De
Knip”, waar een fout zou gemaakt zijn. De maalderij van Leonard Lauwers
maakte gebruik van elektrische drijfkracht6,
en men meende daar de oorzaak te moeten zoeken. In 1927 werden ook de
pastorij, de onderwijzerswoning7
en de schoollokalen voorzien van elektrische verlichting en lokale bedrijven
zoals de maalderij Lauwers8
en de schrijnwerkerij Teughels kregen toelating om een elektrische motor in
gebruik te nemen. 1927 was ook het jaar dat de gemeente een bewaarschool
oprichtte tegenover de meisjesschool en waarin Victor De Laet, stichter van
de plaatselijke Boerengilde, de burgemeesterssjerp overnam van Theo
Verschueren, medestichter van de fanfare Sint-Cecilia (1924-1942). In april
1927 werd melding gemaakt dat het gemeentehuis nog steeds niet beschikte over
telefonie en in 1928 telde de jongensschool 101 leerlingen, de meisjesschool
92, en de bewaarschool 55. Niet alle ouders namen het nauw met de
schoolplicht. In 1923 werd al eens genoteerd dat ““Verschillige
gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige schoolbijwoning hunner
kinderen.” In oktober 1928 gaf het schepencollege toelating
tot de plaatsing van 13 telefoonpalen langs de Kleine Heidestraat, de
steenweg naar Kapelle-op-den-Bos, aan de steenweg naar Tisselt. In november
kwamen daar nog eens 9 palen bij vanaf de Zennebrug tot aan de woning van
Frans Piessens in het dorp. Deze laatste had in februari dat jaar toestemming
gekregen om een huis te bouwen tussen de meisjesschool en de
Sint-Jozefskapel. Nog in 1928 kreeg Jozef Maes gunstig advies om een
autobuslijn te starten over Mechelen, Hombeek, Leest, Tisselt en Willebroek
op markt-, feest- en kermisdagen. Het ging om een Chevrolet rijtuig met 28
zitplaatsen. In januari 1929 kantelde een autobus tussen Leest en Battel bij
het uitwijken van een fietser. De 20-jarige fietser kwam onder de bus terecht
en werd met een wonde aan het hoofd met de auto van dokter Lindemans naar de
kliniek aan de Vaartstraat in Mechelen gevoerd. Datzelfde jaar werd extra
verlichting voorzien aan de Zennebrug en aan de Tisseltbaan. |
|||||
|
|
||||||||
|
|
||||||||
|
|