© Laurentii.be Genealogie Van Praet Hoe hoger geëerd, hoe hoger van weerd. Inhoud Voetnoten 1 Verhalen opgetekend door Louis De Bondt in “De boswachters en stropers
van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel in de 19e eeuw”. 2 Den Denderbode, Aalst, 13 maart 1904. Jachtwachter Verbruggen werkte in dienst
van baron de Spoelbergh. Hij was aangevallen door
wildstropers bij hem thuis om 2 uur ’s nachts, en loste een schot op zijn
aanvallers. Edmond Cauter werd daarbij vrij erg
getroffen (al zou hij zes weken daarna genezen zijn). De jachtwachter was uit
vrees voor weerwraak verhuisd naar Londerzeel, en daar kwamen de wildstropers
hem op een zondag in de herberg van De Bondt opnieuw opzoeken. Hij werd
ernstig mishandeld en bleef bewusteloos achter: “Zij kwamen hem daar aanvallen, slaan en stampen en poogden hem door
de vensterruiten naar buiten te werpen. Dit lukte echter niet, omdat het
houtwerk niet ruim genoeg was”. Twee gendarmen waren toegesneld, ene Van
Laethem en De Wulf, maar zij werden
ontwapend en “met hunne eigene
geweerkolven ten bloede geslagen”. De belagers waren met een rijtuig naar
Londerzeel gekomen en later werden de kepis en de
verbrijzelde wapens van de gerechtsdienaars bij hen thuis aangetroffen. Van Cauter kreeg 4 jaar en 6 maanden, Victor Van Praet 5
jaar, Pieter Van Praet 3 jaar en 7 maanden, Frans Van Praet 5 jaar, en Piet Spaessers 3 maanden. 3 Jan Scheers was tussen 1884 en 1915 de
uitbater van de herberg “Het Wit Kruis” op de Berg, nabij de Bergkapel. © Foto’s en prent uit private collectie, 2012. |
|
Verhalen - 1862 – Jan Joseph Van Praet te Geel In de Dymphna kerk
te Geel vindt men een glasraam met volgende vermelding in het Latijn: ”Joanni Josepho Van
Praet Mollensi, olim notario
et municipii Ghelensis praefecto posuit Melania Maria Magdalena Brabant Bruxellensis,
vidua ab anno 1862 et iam anno 1858 privata solamine carissimae filiae unicae Sophiae, in reliquo vitae cursu pauperes et egenos hic in filios adoptavit in Christa”. Afbeeldingen: kerk
en galsraam te Geel Vertaald: “Aan de hooggeachten Heer Josephus Vincentius Joannes Van Praet van Moll, eertijds notaris
en hoofd der gemeente Geel, heeft dit toegewijd Melania
Maria Magdalena Brabant van Brussel die, weduwe sinds het jaar 1862 en reeds
van in 1858 beroofd van den troost harer zeer
geliefde enige dochter Sophia, gedurende het overige van harer
levensloop de armen en noodlijdenden hier aangenomen heeft tot hare kinderen
in Christus”. Het glasraam werd beschadigd door vandalen. Er werd namelijk een steen door het venster gegooid. Bij de grafsteen voor de kerk vind je volgend opschrift: “Ter nagedachtenis van de heer Josephus, Vincentius, Joannes Van Praet, notaris en oud burgemeester te Gheel, lid van de provincialen en gemeenteraad…etc geboren te Mol den 15 september 1801, overleden te Gheel den 20 april 1862 en van zijne dame Melania, Marie, Magdalena Brabant , geboren te Brussel den 20 meert 1790 en overleden te Gheel den 20 mei 1879.”
|
|
Verhalen - 1889 – Victor Van Praet, verdacht als
stroper1 (Londerzeel) Op 10 november 1889 was Victor Van Praet, bijgenaamd “de Smauce” naar verluid aan het wandelen met zijn hond in het bos “de Pluimennest” van Londerzeel. Victor was een zoon van Jan Baptist Van Praet uit de Pluimennest, geboren op 19 augustus 1871 in Londerzeel, en dus net geen 18 jaar oud. Hij was van onbesproken gedrag. Dat veranderde toen zijn hond tijdens de wandeling achter een haas aanging, en die pakte voor de ogen van jachtwachter Corneel Haverals uit Steenhuffel. Er werd meteen proces-verbaal opgemaakt. Victor nam in 1891 als vrijwilliger “met premie” dienst in het 12e Linieregiment en bleef even uit zicht. Op 4 juni 1896 werd hij opnieuw voor een jachtmisdrijf veroordeeld en moest een boete van 200 frank betalen. Op 4 januari 1897 had hij opnieuw prijs. De jachtwachters Jan Baptist Verleysen uit Wolvertem en Jos Van den Broeck uit Londerzeel, betrapten hem in het gezelschap van Emiel De Cock met een jachtgeweer in een rapenveld in de Pluimennest. Emiel De Cock was van de herberg op de hoek van de Brusselsebaan en Kaaskantmolenstraat. Er werd opnieuw een proces-verbaal opgemaakt. Op 22 maart 1898 was jachtwachter Jos Van den Broeck er getuige van dat Victor Van Praet een haas doodschoot en opnieuw werd proces-verbaal opgemaakt. Jos Van den Broeck kreeg, met wat uitstel, een pak slaag, blijkens een verklaring van 12 april 1898 van laatstgenoemde: “Het jaar 1898 den 12 april verscheen Jos Van den Broeck, jachtwachter van Mr. Verspreet, die verklaart. Gisteren 11 april, 10 ure, op mijne ronde zijnde in het gehucht Pluimennest te Londerzeel, ben ik aangerand door Victor Van Praet en zijne broeder Piet Jan Van Praet. Beiden waren met stokken gewapend en brachten mij slagen toe, meer dan 20 stokslagen werden mij toegebracht. Ik vluchtte naar den steenweg waar verscheidene personen gingen. De gebroeders Van Praet achtervolgden mij en brachten mij nog verscheidene slagen toe. Waarvan getuigen Joannes Pas, draaijer, en Delphine Van Doorslaer, dochter van weduwe Filip Van Doorslaer.” Het was niet de laatste keer dat “de Smauce” en zijn vrienden een jachtwachter belaagden. In mei 1901 trok hij met vrienden op strafexpeditie tegen Jos Van den Broeck. Op 17 mei beperkten hun acties zich nog “tot het schreeuwen van lelijke dingen naar het hoofd van diens vrouw” Louise Poroms, en op 31 mei liep het helemaal uit de hand, blijkens een getuigenis van Louise Poroms: “Op 31 mei in den morgen, terwijl mijn man afwezig was, kwamen aan mijn woning wederom de genaamde Victor en Frans Van Praet van Londerzeel en Edmond Van Cauter van Sloozen, Leonard en Frans Verheyden van Rossem tegen de Pluimenest. De drij eersten bedreigden van mij buiten mijn huis te halen en op de straat dood te slagen. Op deze bedreiging heb ik mij verweerd. Dit duurde omtrent een kwartier tot dat eindelijk om hun te doen heen gaan, ik twee revolverschoten loste door een achtervenster van mijn huis. Al die misdaders, strooper zijnde, kwamen uit wraak die zij dragen tot mijne man.” Jos Van den Broeck was jachtwachter van Jan Verspreet in 1896 en van brouwer Frans De Keersmaecker in 1899. In 1904 werden Victor Van Praet, Pieter Van Praet en Frans Van Praet (bij verstek) veroordeeld tot gevangenisstraffen na zware schermutselingen met jachtwachter De Wachter (die een kompaan, Edmond (Van) Cauter ernstig had gewond door hem te beschieten) en twee gendarmes die te hulp waren geroepen2. Jos Van den Broeck was zelf twee keer voor een jachtmisdrijf veroordeeld, éénmaal als wildopraper in dienst van landmeter Jules Verspreet op 24 oktober 1898 toen die aan het jagen was aan de Hoefijzers in de Pluimennest en zij door Hubert Mees, de jachtwachter van Adrien Smits die er jachtrechten had, werden opgeschreven. Een paar maanden later werd hij zelf aangesteld als jachtwachter voor brouwer Frans De Keersmaeker. De brouwer was nooit te beroerd geweest om mensen die door hem in de problemen kwamen aan een baan te helpen. Op 21 oktober 1900 was Jos Van den Broeck alweer in gezelschap van Jules Verspreet aan het jagen op een plek waar zij dat niet mochten, dit keer ook in gezelschap van schrijnwerker Evarist Buyens. Merkwaardig toeval was dat Frans Goossens hen betrapte, een man die ook voor brouwer De Keersmaeker werkte. Allicht waren ze niet de beste vrienden. Jos Van den Broeck had blijkens de overlevering heel wat vijanden. Hij kreeg en gaf, blijkens de talrijke vermelde incidenten, regelmatig slaag. Jan Slachmuylders verklaarde bijvoorbeeld op 4 oktober 1897 dat hij de avond ervoor rond 8 uur in de herberg van Gerard Van Nieuwenhuyze was aangerand door de jachtwachter. Die had tot drie keer zijn revolver getrokken en gezegd: “Ik schiet u door den kop”. Op 13 april 1898 verklaarde kiekenpoelier Frans Willockx uit Steenhuffel dat hij de avond tevoren was aangerand door de jachtwachter. Die had hem op de rug besprongen. Getuigen waren Frans Janssens en Hubert Mees, de eerder vermelde jachtwachter van de Spoelberch. Jan Verspreet kwam op 13 december 1897 getuigen in de plaats van Jos Van den Broeck, die de avond ervoor door vijf mannen was overvallen en zelf niet kon komen getuigen (…). Nog op 17 december 1898, was er een klacht bij
burgemeester Peter Van Assche, na een vechtpartij
van jachtwachter Van den Broeck met Jan Scheers3, die na een kaartspel Jos meerder vuistslagen had
toebedeeld. Gelukkig waren andere aanwezigen tussengekomen en hadden
voorkomen dat een andere aanrander, Michel D’Hondt,
nog meer stampen in het aangezicht had kunnen geven. De baas van de herberg,
Leopold Van Esbroeck, had de vechtpartij doen
ophouden en daarbij ook Frans Scheers, een broer
van Jan, en Charles Robbijns, een zoon van Louis,
geweerd toen die de jachtwachter wilden molesteren. Jan (Baptist) Scheers beweerde bij de burgemeester dat Van den Broeck
vals had gespeeld. Het was Van den Broeck die hem tot een gevecht had
uitgedaagd, en toen hij er niet op wilde ingaan, had die hem eerst omver
gestampt in de herberg. Volgens hem was Michel D’Hondt
enkel tussengekomen om hem van de mishandelingen van de jachtwachter te
bevrijden. |
||||||||||
|
|
|||||||||||||
|
|
|||||||||||||
|
|