© Laurentii.be Genealogie Van Praet Hoe hoger geëerd, hoe hoger van weerd. Inhoud Voetnoten 1 Bronnen: D. Varry, Joseph Van Praet in: Histoire des bibliothèques françaises, tome III, Les Bibliothèques de
la Révolution et du XIXe
siècle 1789-1914, Paris, Promodis-Cercle de la librairie, 1991; P.-C.-F. Daunou,
Notice historique sur la vie et les ouvrages de M. Van Praët,
Paris, s.d. [1839]; Nouvelle biographie
française, vol. 40, Paris, 1862; Joseph Van Praet, in: Louis-Gabriel Michaud,
Biographie universelle ancienne et moderne : histoire
par ordre alphabétique de
la vie publique et privée de tous les hommes avec la collaboration de plus de 300 savants et littérateurs français ou étrangers, 2e édition, 1843-1865; S. Balayé,La
bibliothèque nationale des origines
à 1800, Genève, 1988; J.-F. Foucaud, La bibliothèque royale sous la Monarchie de Jullet, Paris, 1978. 2 Zie ook Jules Van Praet, raadsman van
de eerste Belgische koning in 1830. Fotofragmenten kunstwerk Joseph-Basile Van Praet, onder Creative Commons
licentie CC BY-NC-ND laurentii.be, 2023. Het kunstwerk
van Augustin Dumont uit 1838 bevindt zich in het
Koninklijk museum van Schone Kunsten, Brussel (Public Domain).- © Foto
Bibliothèque Nationale de Paris uit private collectie, 2020.- Titelblad boek
Van Praet en Zoon, 1787 onder Publiek Domein (scan
van Marc Ryckaert, 2018). |
|
Verhalen - 1784 – Joseph-Basile
Van Praet, conservator van de Nationale Bibliotheek
van Parijs, FR 1 Joseph-Basile-Bernard
Van Praet werd in Brugge geboren op 27 juli 1754
als zoon van de Brugse drukker en boekhandelaar Joseph Van Praet (1724-1792), en trad op 1 juli 1784 in dienst als
conservator van de Koninklijke Bibliotheek te Parijs, Frankrijk. Deze Vlaming
met Brugse wortels, werd een vermaard bibliothecaris en geleerde te Parijs,
Frankrijk, waar hij overleed op 5 februari 1837. Hij was een broer van Augustin Van Praet [zie verder op deze pagina]. Joseph-Basile
Van Praet studeerde aan het Collège
d‟Arras, werkte enkele jaren bij zijn vader,
en vertrok toen naar Parijs. Daar werkte hij aanvankelijk voor de
boekhandelaars Desaint en nadien bij Guillaume De Bure (1734-1820). Hij hielp hen bij het opstellen van de
catalogus ter gelegenheid van de veiling van de bibliotheek van de hertog de
La Vallière. Vanaf 1781 was hij begonnen aan een
bibliothecarisloopbaan, in het kielzog van Guillaume De Bure,
eerst bij de hertog de la Vallière, vervolgens bij
koningin Marie-Antoinette en vanaf 1784 in de Bibliothèque Royale. Hij was in
zijn werkzaamheden opgemerkt door abbé
Desaulnays, conservator in de Bibliotheek van de
koning. In 1780 verschenen voor het eerst - en bijna voor het laatst - een
paar teksten van hem, in het Frans in L'esprit des journaux en in het Nederlands in de Vlaemsche Indicateur, waar hij zijn opzoekingen
over Colard Mansion in
publiceerde. Tijdens de Franse revolutie werd
hij gezocht en werd hij éénmaal ernstig bedreigd. In augustus 1793 werd hij
aangeklaagd als "aristocrate" en moest hij zich verstoppen. Hij
dook onder bij een familielid van De Bure, die als
revolutionair boven verdenking stond. Na 1794 hernam Van Praet zijn loopbaan.
Hij werd benoemd tot conservator van de drukwerken en zou dit gedurende 42
jaar blijven. Gedurende de woelige periode rond de Franse revolutie werden
veel abdijbibliotheken geconfisqueerd door de Franse bezetter. Dankzij Van
Praet en zijn Parijse connecties werd veel van dit erfgoed gerestitueerd aan
Brugge, Gent, Brussel, enz. Zijn eerste zorg ging naar de Bibliothèque nationale in Parijs. De
hoeveelheid drukwerken steeg onder zijn beheer van 300.000 naar meer dan 1
miljoen boeken. Hij deed hiervoor hoeveelheden boeken komen uit alle
veroverde gebieden en putte ook in de literaire depots doorheen Frankrijk.
Hij deed ook veel aankopen op veilingen of bij boekhandelaars. Naarmate de legers van Napoleon
gebieden veroverden, deed hij volledige bibliotheken naar Parijs overbrengen.
Toen na Waterloo restitutie moest worden gedaan, bleken heel wat werken
'zoek' geraakt, om dan later, als niemand er meer aan dacht, miraculeus weer
te voorschijn te komen. Een netwerk van geleerde correspondenten maakte Van
Praet attent op interessante veilingen en als gevolg kocht hij bijna
volledige privébibliotheken op. Door zijn rol bij de uitbreiding
van de collecties, zijn lange staat van dienst en zijn bibliografische kennis
werd Van Praet de aangewezen gesprekspartner en informant voor alle bezoekers
van de bibliotheek, des te meer doordat hij als 'levende catalogus' de leemte
wegwerkte van de nog niet opgemaakte catalogus. De lange aanwezigheid van
Joseph-Basile Van Praet
is essentieel geweest voor de definitieve groei van de Bibliothèque
nationale. Hij had zelf ook een uitgebreide collectie van wiegedrukken
aangelegd, die hij schonk aan de Bibliothèque nationale en aan de stad
Brugge. Op 19 maart 1830 werd Van Praet tot lid verkozen van de Académie des inscriptions et belles-lettres. Afbeelding:
de Nationale Bibliotheek van Frankrijk is nog steeds een gerenommeerde
bibliotheek op de site Richelieu-Louvois in Parijs.
Diverse collecties werden in Parijs samengebracht in 1568, met als voorlopers
de koninklijke bibliotheken sinds 1386. Er volgden belangrijke uitbreidingen
in 1635 en in 1798, kort na het aantreden van Joseph-Basile-Bernard
Van Praet. In 1988-1995 werd de bibliotheek
uitgebreid met vier bouwblokken in de vorm van openstaande boeken, aangeduid
als de site François Mitterand. Joseph Van Praet kwam nog af en
toe naar Brugge terug, onder meer in 1784 met zijn vriend De Bure, en fungeerde als gastheer en mentor voor zijn
broers en voor zijn neef Jules Van Praet wanneer die naar Parijs kwamen. Na
1814 bleef hij in Frankrijk en liet zich naturaliseren. Hij kreeg stilaan
zijn reputatie van "un des plus savants bibliographes de l'Europe".
Naast een paar volumineuze
inventarissen, publiceerde Van Praet zoals gezegd weinig. Wat uit zijn pen
kwam had op Brugge betrekking : zijn Notice sur Colard Mansion
(1829) en zijn Recherches sur le seigneur de la Gruthuyse (1831), beiden bij De Bure
frères uitgegeven. Aan de stad Brugge liet hij een
uitzonderlijk waardevolle collectie Mansiondrukken,
nadat hij ook al tijdens zijn leven bij herhaling incunabels
van deze Brugse drukker aan zijn geboortestad had geschonken. Joseph-Basile
Van Praet overleefde de elkaar opvolgende regimes
zonder veel kleerscheuren. Dit was op zich al een prestatie voor iemand die
dan toch nauw met het Franse koningshuis verbonden was geweest. |
|
Verhalen
- 1822 –
Augustin Van Praet, actief voor het onderwijs (Brugge) Augustinus Carolus Van Praet werd in Brugge geboren op 23 augustus 1770 als zoon
van lakenhandelaar en drukker Joseph Van Praet (1724-1792)
en Marie-Anne Hergosse (1725-1808). Hij was de
kleinzoon van Joseph Van Praet (1691-1724) en
Anne-Marie Herregoudts (1685-1749). Hij was een
"achterkomer"
(zijn moeder was 46 jaar) in een rij van negen kinderen waarvan er vier jong
waren overleden, en zijn oudere broer en zuster Joseph-Basile
en Marie-Anne Van Praet fungeerden als peter en
meter. Zijn grootmoeder was een dochter van kunstschilder Jean-Baptiste Herregoudts (1647-1721), één van de medestichters van de
Brugse Kunstacademie. Vanaf 1782 volgde hij de humaniora
aan het college van de paters Augustijnen in Brugge. In de klas zaten een
twaalftal leerlingen met als primus perpetuus Patrice de Coninck de Merckem (1770-1827). Van Praet was een middelmatige
leerling en eindigde meestal als derde of vierde laatste van de klas. Na het
derde jaar, de "syntaxis", maakte hij niet de overstap naar het
Poësisjaar. Hij was hierin niet de enige, want van de twaalf leerlingen
bleven er maar vier over om het schooljaar 1785-86 aan te vatten. Hij werd
onmiddellijk als leerjongen ingezet in de drukkerij van zijn vader. In zijn
begin 1786 uitgegeven geschiedenis van de Sint-Jorisgilde, verontschuldigde
Joseph Van Praet zich bij voorbaat voor mogelijke zetfouten, "de letter-settingh
sijnde de eerste Vrught
van eenen opkweekelinck
in de druckkonst, A. Van Praet,
onze jongsten sone, medebroeder dezer gilde".
Het lijkt dus duidelijk dat
Augustin de "en zoon" was die vanaf 1788 op de drukwerken vermeld
werd. Hij was het in ieder geval in 1791 aangezien hij toen mee een stuk ondertekende
in het proces tegen drukker De Busscher. Augustin Van Praet huwde op 8
december 1801 met Anne-Marie De Pauw en het gezin woonde in bij de weduwe Van
Praet in de Kuipersstraat E2-69. Het gezin kreeg twee kinderen, Anne-Marie op
10 september 1804, en Jules2
op 2 juli 1806. In het voetspoor van zijn broer François, werd Augustin lid
van het militair corps van de Sint-Jorisgilde, in 1790, lid van de jakobijnse
club in 1792 en lid van de Société Littéraire, in 1797. Afbeelding:
titelblad van een boek gedrukt bij Joseph Van Praet
en Zoon (Augustin) in 1787 Augustin koos voor een
ambtelijke loopbaan als rechtbankgriffier. Vanaf 1795 werd hij hulp of "commis"
bij de griffier van de departementsrechtbank. In 1800, naar aanleiding van de
nieuwe rechterlijke organisatie en de oprichting van de arrondissementele
rechtbanken, werd Augustin Van Praet tot griffier benoemd. Hij oefende zijn
ambt zeer naar behoren uit, zoals bleek uit de lovende woorden die
procureur-generaal Beyts over hem had in 1810 :
"Fortune aisée, greffier de ce tribunal depuis l'an VIII, antérieurement commis greffier du tribunal de département, il est
de la plus exacte probité, assidu
aux devoirs de sa charge,
et aiant les connaissances
nécessaires pour les bien remplir.
Il jouit de l'estime de tous les membres de ce tribunal et de la considération
publique". Net zoals zijn broer maakte
Augustin Van Praet probleemloos de overstap naar het Hollands regime en in
tegenstelling met een aantal rechters van de Brugse zetel legde hij zonder
"états d'âme"
de eed van trouw af. Hij bleef zijn funktie de
ganse Hollandse tijd uitoefenen en maakte ook de overgang naar het Belgisch
koninkrijk mee in oktober 1830. Augustin Van Praet was één van
de actieve promotoren van het rijksonderwijs. Bij de oprichting van de Ecole Centrale voor het Leiedepartement in 1797 behoorde
hij tot het inrichtend bestuur en zou dit praktisch zijn verdere leven lang
blijven. Hij kwam hierdoor in nauw contact met de leraren die tot de
intellectuele en meestal erg Fransgezinde bovenlaag van de nieuwe bourgeoisie
behoorden. Hij ontmoette er William Frederic Edwards junior, de zoon van zijn
vriend William Edwards senior. Bij het tweede huwelijk van de vader in 1798
was Augustin Van Praet één van de getuigen. De onderwijscommissie die als een
soort "inrichtende macht" fungeerde bestond uit twaalf belangrijke
en Fransgezinde ingezetenen, onder wie Joseph Devaux
en Patrice de Coninck de Merckem. Minstens vanaf 1801 zetelde hij ook in de
examenjury van de "Ecole Centrale".
Ook in de Hollandse tijd bleef
hij trouw aan het officieel onderwijs. Bij de oprichting van een atheneum in
1816 werd hij lid van het inrichtend bureau dat voorgezeten werd door
burgemeester Jean Jacques van Zuylen van Nyevelt. Bij het begin van het
schooljaar 1818-1819 was het Augustin Van Praet die de openingstoespraak
hield. Niet alleen sprak hij in het Frans, wat aantoonde dat hij zeker niet
gewonnen was voor de door Willem gewenste vernederlandsing, maar hij trok ook
van leer tegen "les détracteurs de tout ce qui est
nouveau", waarmee hij in de eerste plaats de geestelijkheid bedoelde
die zich nogal tegen de oprichting van het nieuwe atheneum had gekant.
Augustin Van Praet beklemtoonde bij die gelegenheid dat het Frans de
noodzakelijke onderwijstaal was. Vlaams kennen kon nuttig zijn betoogde hij,
maar het Frans was een klassieke en superieure taal (…). Van Praet die een
Franse moeder had, een goedgeziene broer in de Parijse intellectuele middens,
en in de Franse tijd helemaal in zijn sas was geweest, kon niet anders dan zo
denken. Hij gaf hiermee trouwens uiting aan de mening van een groot gedeelte
van de Brugse en Vlaamse intelligentsia. Wat Willem ook wilde, naar hun
gevoel was er geen weg terug en moest België volledig Franstalig blijven en
het nog méér worden. In deze taalstrijd zat al een eerste belangrijk element
dat tot de scheuring van 1830 zou leiden. Vanaf 1822 was hij lid van de
provinciale commissie voor het lager onderwijs en trad hij op als inspecteur
voor de lagere scholen in het district Roeselare. Ook al werd Augustin Van
Praet, net als zijn broer, lid van de Maatschappij
van Nederlandsche Taal en Letterkunde, zijn natuurlijk milieu was dat van
de Société Littéraire,
waarvan hij in 1799 secretaris-penningmeester en van 1809 tot 1830
commissaris was. Daar vond men de meest liberale en progressiefste
vertegenwoordigers van de Brugse burgerij, die minstens vanaf 1820 luidop de
grieven verwoordden die ze tegen het Hollands regime hadden, o.m. de
onrechtmatig opgelegde grondwet, de te grote macht van de koning, het gebrek
aan persvrijheid, de benadeling van het Zuiden tegenover het Noorden, de antifranse
taalbesluiten. Toen deze en andere grieven in de Rijselse
Echo du Nord uitgebreid werden
verwoord en het artikel in de leeszaal van de Société ad valvas werd uitgehangen,
brak een zware rel uit. Procureur Henri Claerhoudt kloeg bij minister Van der Fosse
de Société-kopstukken aan. Advocaten Jean Van de Walle en Christophe-Isidore Jullien, apotheker Ignace Roels, griffiers Ignace D'Hauw en Augustin Van Praet
beschreef hij als heren "aux principes très exaltés, pour ne pas dire révolutionnaires".
Het regime bleek toch niet zo slecht, aangezien die
"revolutionaire" griffiers gewoon hun ambt konden blijven bekleden.
De oppositie van de
progressistische burgers bleef trouwens al bij al nog gematigd, want ze
beseften ook dat er in Europa geen liberaler grondwet was dan die van het
Verenigd Koninkrijk. Het hield tenminste de conservatieven en de
geestelijkheid in bedwang. Ze vonden het leven onder Willem I per saldo best
leefbaar. "On est
toujours heureux ou malheureux par comparaison!". Toch werd hierdoor de basis
gelegd voor de vele grieven die uiteindelijk, via de "union sacrée"
tussen ultramontaanse katholieken en progressieve liberalen zou leiden tot de
scheuring der Nederlanden en de oprichting van het Belgisch Koninkrijk.
Augustin Van Praet overleed, pas 60 geworden, op 12 februari 1831, in zijn
woning Wollestraat B16-3. Na een begrafenis tweede
klas in de O.L.Vrouwkerk werd hij op het Brugs
kerkhof bijgezet. De overlijdensaangifte van Augustin Van Praet werd gedaan
door zijn schoonzoon Paul Devaux en door diens schoonbroer en stadstrésorier Jean-Albert Goddyn-Devaux.
Jules Van Praet was niet in Brugge toen zijn vader stierf. Sedert november
1830 stond hij als piepjonge ambassadesecretaris graaf d'Arschot bij, die
namens het Voorlopig Belgisch Bewind aan de Conferentie van de Mogendheden in
Londen deelnam: de schitterende loopbaan die van de bescheiden Brugse jurist
één van de voornaamste personages van het Belgische koninkrijk zou maken, was
begonnen. |
|
|
|
||||
|
|
||||
|
|