(c)
Laurentii.be Genealogie Laurentii Numquam solus incedes Inhoud Voetnoten 1 Een verwijzing naar de hertogen van Brabant. 2 Bewerking van Marc Alcide uit Zemst. 3 vanaf
de vroege middeleeuwen een ambtenaar in dienst van een landsheer. De naam
komt van het Latijnse adjectief major, dat "grotere" of “oudere”
betekent. Verwante titels waren drost, baljuw en villicus. Merk dat ook Willem Lauwers, begraven op 11
december 1626 in Grimbergen op 80 jarige leeftijd, als "villicus" werd genoteerd. Deze functie kwam dus ook
later nog voor bij Lauwers in de omgeving. 4 Gielis Lauwers was één van de oudst vermelde meiseniers op 13 maart 1482. Hij woonde
te Meise en werd door de stravers Adam Van Der Wesenhage en Gheert (...)
voorgedragen. Vermoedelijk was de tweede straver Gheert Lauwers,
vermeld als meier van Kapelle-op-den-Bos in 1520, geboren in 1440. Gezien de
erfelijkheid van de titel, is het zeer aannemelijk dat Gheert Lauwers de
vader was, en Gielis Lauwers zelf optrad als straver bij de zoons van Geerts
broer Jan Lauwers. Adam Van Der Wesenhage, woonachtig te Meise, werd zelf
genoteerd als meisenier op 3 april 1480. (c) Fragmenten: bewerkte scans oude kaarten [Popp 1879, kopergravure
Mechelen toegeschreven aan Jansonius, 16e eeuw] uit
private collectie. |
|
Verhalen
- 1470 - Gheert Lauwers,
meier van Kapelle-op-den-Bos
In
Zemst was het niet zo rustig. In deze tijd behoorde Zemst onder de meierij of
vrijheid van Kapelle-op-den-Bos, een gebied dat in de 15e eeuw
door de hertogen van Brabant was opgericht als tegengewicht voor de heren van
Grimbergen. Sommige instellingen hadden rechten op bepaalde onroerende
goederen. Deze rechten en instellingen definiëren was voor Zemst vaak een
moeilijke zaak. Nijs
Van der Beken was meier van de heren van Grimbergen en huurde het huis de
Croon, aan de overzijde van de Zenne vanuit Mechelen [zie pijltjes op de kaarten]. Hij eiste het huis op
om voor heren van Grimbergen rechtspraak te doen, en die eis lokte op zich
een hele rechtszaak uit omdat het huis zelf onder de jurisdictie van de hertog van Brabant zou vallen. In opdracht
van de Rekenkamer van Brussel werd door de secretaris en procureur-generaal
in Brabant een getuigenverhoor op touw gezet. De getuigen waren hogere
dorpsfunctionarissen in dienst van ons heeren des conincx1. Tijdens
dit getuigenverhoor kwam één en ander aan het licht2. Geert Lauwers was meier3 te Kapelle-op-den- Bos en was ongeveer 80 jaar oud. Hij had zijn
voorganger Hendrick Van Soenen, gedurende veertig jaar gekend en getuigde dat
hij deze altijd had horen zeggen dat het huis over de brug van de Zenne in Zemst eertijds toebehoorde aan
Jeanne Van Relegem en nu aan Jeanne Van Lathem. In dit huis hielden de
officieren van de hertogen van Brabant het gebruiksrecht en er werden "de
misdadige ende kuerachtige gevanghen ende gespannen gehouden". De
rentmeester zette er de cijnzen. Het huis werd altijd "gegoed en
geërfd onder ons heeren des conincx”, getuigde Geert. Afbeelding: de brug gesitueerd op een kaart van Philippe-Christian Popp tussen 1842 en 1879 Extra
bewijs leverden de schepenbrieven die Geert Lauwers had geraadpleegd in de
Rekenkamer te Brussel. Nijs
Van der Beken wilde het huis gebruiken om misdadigers terecht te stellen en
gevangen te houden voor de heren van Grimbergen, zonder toelating van de hertog van Brabant. Te Zemst en
te Weerde waren er nog huizen die onder de hertogen van Brabant vielen, “daer
die kueren ende bruecken ende andere rechten hen toe behoren”, aldus Geert. Hij betoog verder
dat de rechten door de meier en de officieren van de heren van Grimbergen met
geweld van de officieren van de hertogen van Brabant waren afgenomen. Dit was
onder andere ook gebeurd met het huis waar Gabriel Van Woluwe in woonde in
Weerde, “welck huys nochtans eygen goedt was” - hoewel het zijn eigendom was. Peter
Van Nyverseel was ook getuige. Hij was rentmeester van de hertog van Brabant voor het
gebied van Overzenne. Peter was 76 jaar oud. Hij getuigde altijd geweten te
hebben dat in Zemst de eigen goederen, “daer
geerfd en gegoed worde” door de rentmeester van
de hertogen voor het gebied van Overzenne en door zijn schepenen werden
beheerd. Het huis met de beemden over de brug Mechelenwaarts
was zo eigen goed: de “kueren ende bruecken die vallen ende verschynen op de heerstrate van
aende Mechelse Brugge tot Eppegem over de Brug, met
oock die borrewegen, kerckwegen, bruywegen ende gemeynten competeeren aan ons
heeren des conincx, zonder dat daer yemandt eenight recht kan op voirderen”, getuigde
hij. Nochtans wilden enkele officieren en de meier van de heren van
Grimbergen, Nijs Van der Beken, hetzelfde usurperen en de rechten
toebehorend aan de hertogen met geweld afnemen, zo betoog hij. Antoon
Van Ermeren was "vorster"
(deurwaarder) van de hertogen in Zemst, was 42 jaar oud, en hij was een derde
getuige. Antoon woonde al 16 jaar te Zemst. Volgens hem huurde Nijs het huis
en wilde deze de rechten van de hertogen niet erkennen en zelf renten innen:
“ons heeren des conincx daer
inne geen recht meer kennen en pretendeert aldaer tot behoef van de heren van Grimbergen alle bueren ende kueren als die daer
vallen te mogen ontfangen." Hij bevestigde de rechten van de hertog
van Brabant in de streek: "De Heerstrate competeert ons heeren des conincx van aent brugsken in gheenszijde van de Syenne naer Mechelen weerts bij ‘t Sieckhuysken aldaer tot Eppegem toe veertig
voeten breed met ook de gemeynte aldaer gelegen. Soo hadde de rentmeester van Oversynne
eenigh particulier persoonen
op eenighen heerlycken cheyns geconsentieert te
planten willigen ende ander hout.” Nijs
Van der Beken had dus de bomen en de wilgen, hoewel hij er geen recht op had,
laten afhakken en laten wegvoeren zoals hij zelf goeddunkte.
Sommige Zemstenaren die met dit hout
normaalgesproken cijns betaalden aan de rentmeester van Brabant, konden dit
daardoor niet meer. Gevraagd
werd aan de getuige of het huis De croone
eigen goed was en of het cijns gaf aan de hertog van Brabant. Antoon
antwoordde dat de grond waarop het gebouwd werd, genomen werd van een grote
beemd, die als eigen goed werd beschouwd. Deze beemd behoorde aan een vrouw
uit Mechelen. Tussen het huis en de Heerstraat stond een opstal. De heren van
Grimbergen hadden op het belangrijkste gebouw van het complex een cijns van
12 stuivers, maar de getuige wist niet op welke manier zij hier aan geraakt
waren. |
|
Laureys
Boets, wonend in Zemst en "schepene aldaar", was 66 jaar oud en getuigde eveneens. Hij
bevestigde dat het huis gedurende 40 jaar onder de hertogen van Brabant
ressorteerde. Hij was er niet van op de hoogte dat de heren van Grimbergen
hier enig recht of gezag “hadden willen pretenderen”. Deze getuige
wist dat de tegenwoordige en vroegere meier van Kapelle-op-den-Bos “aldaer diversche gevangenen van
wegens ons heeren des conincx
gesedt ende gestelt
hebben ende die welcke sijn
geexecuteert sijn geweest
ende dandere gecomposeert.”
Op het huis waren renten bezet “van de welcke
brieven gepasseert waren onder d’officieren
ons heeren des conincx.” De heerstraet tot Semps behoorde alleen de hertog
van Brabant toe! Een
volgende getuige was Jan Van Linth, de meier van het godshuis van Oliveten, "gestaen
tot Semps", en hij was 60 jaar. Hij woonde
er ook al 60 jaar. Sinds deze tijd kende hij het huis de Croon. Ook
hij wist dat de gevangenen van “ons heeren des conincx aldaer
gevangen gehouden zijn geweest ende die eenighe aldaer gepijnt ende gedenckt hem deponent onder dandere
van eenen genoempt Willeken Bruyseghem des geleden
is over 30 jaeren dat de meyer
van Kapeelen opten Bosch,
genoempt Henrick Van Soenen hem aldaer gevangen hiel
ende den selven vervoirde
tot Brussel aldaer hij verwesen
wordt, ende daernaer werdt
de voors. Willeken
wederom byden voorschreven meyer
gebracht tot Sempst metten dieneren
oft Amansknapen van
Brussel, ende weerdt hij aldaer
opte Heerstraete aende lynde op een bercxken geexecuteert ende op
een radt gesedt.” Ook
de Zemstse veldwachter "preter" Aernt
Melys , 73 jaar oud, had het grootste deel van zijn leven te Zemst gewoond.
Hij bervestigde het verhaal van zoveel jaren
geleden over de gevangene Willeken Bruyseghem die uit Elewijt
stamde, en die bovendien was ontsnapt uit de gevangenis: “ontbroken was dwelck hy deponent sach staende in een schoeme en dorschte ende alsoo de voors. Henrick Van Soenen gewair werdt dat de voors. Willeken hem ontbroken was, quam
hij tot hem die spreeckt seggende,
ghy Aernt, ghy sult my mynen
gevangenen wysen oft ick sal U in syne plaetse stellen ende alsoo de voors. Meyer synen gevangene vont int hoy
geborgen stelde den selven wederom int selve huys gevangen ende werdt de selve gevangen naemaels te Brussel gevoert
ende aldaer verweesen en naemaels geexecuteert tot Sempst... geseyt voorts dat de heerstraete tot Sempse
beginnende van aent bruecxken
bij ‘t Sieckhuys tot Eppegem
toe veertg voeten breed toebehoort alleene onsen heeren den coninck. “
|
||
|
|
|||||
|
|
|||||
|
|